Inloggen
Gezagvoerder

Duit, Harm Derks

Naam: Duit, Harm Derks
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
GEERTRUIDA GERARDA 1890 Bark Sailing Vessel 2397 Bekijk schip
ANNA ALEIDA 1886 Bark Sailing Vessel 468 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Harm Dz Duit werd geboren op 14 november 1851 te Oude Pekela

Hij was getrouwd met Jantje Schuur, geboren te Nieuwe Pekela in 1860 en overleden te Oude Pekela in 1927.

Harm overleed op 22 november 1908 eveneens te Oude Pekela op 57 jarige leeftijd.

Het Kapiteinshuis te Nieuwe Pekela  verkreeg in 2002 een portretfoto van Harm Derks Duit en zijn vrouw Jantje Schuur “in passepartout omgeven door een witte, ronde lijst in de vorm van een reddingsgordel met gouden opschrift ‘Jeannette Francoise Krimpen a.d Lek’, de Nederlandse vlag en de vlag (blauw met gele ster)  van rederij P. van der Hoog te Krimpen aan de Lek.” Jaarverslag 2002 van het Kapiteinshuis.

 

H.Duit Dz, geboren op 14 november 1851 afkomstig uit Oude Pekela, behaalde zijn diploma voor 1e stuurman aan de zeevaartschool te Veendam met nummer 353099.

 

De schepen van de kapitein

H.D.Duit was van 1892-1894 kapitein van de ijzeren bark “Anna Aleida”, gebouwd in 1886/87 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de IJssel, laadvermogen c. 1700 ton, varend voor reder P.van der Hoog te Krimpen aan de IJssel

Hij was van 1894-1902 kapitein op de stalen bark “Geertruida Gerarda”, gebouwd in 1889/90 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek, varend voor P.van der Hoog. Het schip is gezonken in 1902 op de Indische Oceaan.

Hij was van 1902-1903 kapitein van de stalen 4-mast bark “Jeannette Françoise”, gebouwd in 1891/93 op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek, 3250 ton, varend voor P.van der Hoog te Krimpen aan de Lek052

 

Bouma025 vermeldt H.Duit Dz als gezagvoerder gedurende:

*    1892 t/m 1895 van de ijzeren bark “Anna Aleida”, gebouwd in 1886 te Krimpen aan de IJssel, 1100 ton o.m., varend voor P.v/d Hoog te Krimpen aan de Lek;

*    1896 t/m 1902 van de stalen bark “Geertruida Gerarda”, gebouwd in 1890 te Krimpen aan de Lek, 1300 ton n.m., varend voor P.v/d Hoog te Krimpen aan de Lek. Het schip is in 1902 verloren gegaan in de Indische Oceaan. De bemanning werd gered.

 

Overige bijzonderheden

In maart 2003 verspreidde Ton F.J.Pronker te Vlieland een manuscript getiteld “De laatste Kaap Hoorn reizen van schepen van de Nederlandse Groote Zeilvaart” waaraan een bijlage met nadere bijzonderheden over de schepen. Het laatste schip dat hij behandelde was de “Jeannette Françoise”, een stalen viermastbark, in 1893 voltooid op de werf van J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek. Reeder tot 1906 was P.van der Hoog te Krimpen aan de Lek, daana C.J.Lels, Rotterdam en vanaf 1910 J.A.Vroege. Bij 2231 netto register ton had zij een laadvermogen van 3250 ton. Haar Nederlandsche kapiteins waren R.Bleeker (1893-1896 en 1898-1901), R.H.Vil (1897), H.Duit Dz (1902-1903), G.Visser (1904-1910) en J.Bosma (1910-1913).

 

Het zeemanscollege De Trouw te Oude Pekela 1851-1899 door A.Westers in het Jaarverslag 1999, p.8-15 van het Kapiteinshuis te Nieuwe Pekela.

Publicatie bevat een foto uit het einde van de 19e eeuw (1898-1899?) waarop veertien oudere heren. Eén daarvan is schipper Harm Derks Duit (1851 – Oude Pekela 1908). Van 1891 tot 1894 was hij gezagvoerder van de 1102 ton grote ijzeren schoenerbark Anna Aleida onder rederij van P.van der Hoog te Krimpen aan de lek. Vanaf 1895 voer hij voor dezelfde rederij op de 1360 ton grote, stalen driemast-bark Geertruida Gerarda. Op 1 mei 1902 zou het schip op reis van Soerabaya naar New Castle, even benoorden Sydney, ten onder gaan, omdat de ballast, modder, was gaan schuiven. Achttien opvarenden, waaronder de kapitein en zijn vrouw, Jantje Schuur, dreven lang in een lek reddingsbootje rond, totdat zij werden gered door een uit Nieuw Zeeland afkomstig troepentransportschip op weg naar Zuid-Afrika. Na nog een jaar gezagvoerder te zijn geweest op de nog grotere, 2231 ton grote viermastbark Jeanette Francoise, eveneens onder rederij P. van der Hoog te Krimpen aan de Lek, bleef Harm Duit aan wal en bracht thuis in Oude Pekela zijn laatste jaren door. Van het zeemanscollege De Trouw is Duit, wiens belangen geheel in het westen van het land lagen, overigens nooit lid geweest.”

 

In “Bron Privaat” 102 staat op p. 037/038 een brief dd 04 november 1894 vanuit Semarang van kapitein Bron aan zijn vrouw, waarin de passage:

“Maar ’t loopt anderen ook niet altijd mee. Duit van de Geertruida Geerarda verblijft reeds langer in Indië dan ik en is nog niet eens gelost, en van der Laag ligt of liever zit te Soerabya op de bank vast, moet of weer gedeeltelijk lossen of wachten tot volgende springtij, hetgeen nog een dag of tien duurt. Heeft er reeds twee maal een dure stoomboot voor gehad, maar ook tevergeefs. … “

 

De Raad van Tucht voor de koopvaardij deed op 19 december 1902 uitspraak inzake een klacht tegen kapitein Harm Duit, gezagvoerder van de bark “Geerarda Geertruida”. “Op 25 maart 1902 vertrok dit schip bemand met 19 koppen van Soerabaya met als bestemming New Castle in Australië, … “ Ook de vrouw van de kapitein was aan boord. Het schip moest in ballast varen en normaal werd daarvoor zan gebruikt. Maar in dit geval werd het schip geballast met modder. Dat was een inpopulaire grondstof, vanwege de vloeibaarheid en ook veelal de stank. Het schip voer om diverse nautische redenen niet Straat Bali of een meer westelijke doorgang, maar Straat Soenda om via de Indische Oceaan naar Australië te varen.

“Toen het schip zich op 29 april, … in de zuidelijke Indische Oceaan bevond, kreeg men te maken met hoge zeegang waardoor het schip zwaar werkte en slingerde.” Doordat de lading ging schuiven en de schotten niet op de juiste plaatsen zaten, maakte het schip zwaar slagzij. Het werd zo gevaarlijk dat tenslotte masten werden gekapt, echter zonder resultaat. Het schip werd tenslotte verlaten, waarbij drie bemanningsleden op het schip achterbleven omdat de reddingsboot overvol bleek te zijn. De opvarenden in de sloep werden opgepikt door een Engels stoomschip en te Durban aan wal gezet. De drie schepelingen op het wrak werden enige tijd later door een ander stoomschip opgepikt en te Freemantle ontscheept.

“Het wrak van de “Geertruida Gerarda” zou nog maanden in de Indische Oceaan hebben rondgedreven en ten slotte nabij Mauritius zijn gezonken.”

De Raad van Tucht was zeer krities over de gebruikte ballast maar ging toch niet over tot een veroordeling.

 

De bark “Anna Aleida” onder kapitein H.Duit was in 1892 te Sydney “(E-coast, ergo presumably eastern route & C.Horn”). Op 03 juni te Vlissingen op weg naar Antwerpen.

Hetzelfde schip en kapitein was begin 1895 te Banjoewangi en kwam op 16 mei aan te Valparaiso, via een oversteek van de Pacific. Via Tocopilla (29 juli-17 september)  arriveerde het schip, na een ronding van Kaap Hoorn te Rotterdam op 17 januari 1896.121

De bark “Geertruida Gerarda” onder kapitein H.Duit Dz vertrok op 28 november 1899 van Newcastle NSW en verbleef van 24 januari-03 april 1900 te Taltal, van 29 juni-17 september te New York, van 31 december 1900-01 maart 1901 te Adelaide, van 01 maart-11 mei te St. Helena. “calling at St. Helena indicates that the ship came from C. of Good Hope and not Cape Horn”. Alleen van Taltal naar newyork zal het ship Kaap Hoorn hebben gerond.121

De 4-mastbark “Jeanette Francoise” onder kapitein H.Duit Dz was op 28 maart 1903 te Newcastle NSW, op 07 juni te Gatico, op 19 oktober te Caleta Buena en op 31 januari 1904, via Kaap Hoorn, te Duinkerken.121