Inloggen
Gezagvoerder

Both, Johan

Naam: Both, Johan
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 3
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
MERCURIUS 1850 Brik Sailing Vessel 9120 Bekijk schip
BAREND 1844 Schoenerkof Sailing Vessel 13610 Bekijk schip
HARMONIE 1846 Schoenerkof Sailing Vessel 13825 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”

Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp

In Appendix 5, p.323 staat een “Overview of Pupils of the Nautical College in Harlingen (1842-1864) en kennelijk degenen die aan de walvisvaart hebben deelgenomen waaronder:

Johann Both, oud 18 jaar, geboren te Seestermühe, opleiding gedurende 3 winters rond 1844-1845. Maakte een reis naar Groenland na het behalen van het diploma voor 1ste stuurman. Zijn gedrag werd omschreven als ´bescheiden en zeer vlijtig” en zijn berip als “vatbaar” (= 2 op een schaal van 5). Voorts is vermeld: “Has received sufficient theoretical training in navigation. Calculates longitude at sea by lunar distances in various ways.”

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

Johan Both werd per 01 augustus 1854 ingeschreven als lid tweede klasse van het Harlinger zeemanscollege “Zeemansvoorzorg”. Hij was toen stuurman op de schooner “Johannes Hermanus”. De contributie werd voldaan door zijn vrouw Wilhelmina Henriette Mulder. Hij werd overgeschreven als gezagvoerder in de eerste klasse029-fol.017.

Johan Both werd vermoedelijk december 1857) met vlagnummer 60 ingeschreven als lid van het Harlinger zeemanscollege “Zeemansvoorzorg”. Zijn schip was de “Barend”, boekhouder Barend Visser & Zn. Over de wijze van contributiebetaling is geen mededeling gedaan. Hij was gehuwd met H.W.Mulder, geboren 20 oktober 1823. Het echtpaar had ten tijde van de inschrijving drie kinderen: Johan, Martha en Frans (geen geboortedata)028-fol.070.

Johan Both was van 1858-1873 lid van het College “Zeemansvoorzorg”034.

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

De schepen van de kapitein

lid van het Harlinger zeemanscollege Zeemansvoorzorg036

vlagnummer    periode      type                     naam van het schip                       boekhouder/reder

       H60           1857-1859 sch.kof                Barend                                           Barend Visser & Zn, Harlingen

                                                                             in september verongelukt bij Lemvig

                           1861-1864 sch.kof                Harmonie                                       Barend Visser & Zn, Harlingen

                           1865-1869 brik                      Mercurius                                       Barend Visser & Zn, Harlingen

 

Bouma025 vermeldt J.Both als gezagvoerder gedurende:

  • 1841 t/m 1849 van de brik “‘Spitsbergen”, gebouwd in 1829 te Harlingen, 250 ton o.m., geen vermelding van eigenaar en thuishaven;
  • 1858 t/m 1860 van de sch.kof “Barend”, gebouwd in 1844 te Harlingen, 176 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen. Het schip is in september 1860 verongelukt bij Lemvig en verongelukt;
  • 1862 t/m 1865 van de sch.kof “Harmonie”, gebouwd in 1846 te Harlingen, 175 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen;
  • 1866 t/m 1870 van de brik “Mercurius”, gebouwd in 1850 te Harlingen, 264 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen.

 

Overige bijzonderheden

In de Harlinger Courant van 17 oktober 1860 staat in de rubriek BINNENLANDSCHE BERIGTEN het volgende096:

“HARLINGEN, 16 October

In den storm van 6 dezer is het kofschip Barend, van de firma Barend Visser & Zoon, kapt. J.Both. geladen met lijnzaad, van Petersburg naar hier bestemd op de kust van Denemarken, in de nabijheid van het stadje Lemvig op het strand geraakt. De bijzondere berigten , daaromtrent ingekomen, beschrijven den storm van dien dag buitengewoon hevig. In het gezigt van de Barend zaten nog acht schepen op het strand, waaronder eene stoomboot, die zijne ankers had uitgworpen op verdere afstand van het strand. Toen nu de storm in volle woede opstak, werd het onmogelijk haar hulp te verleenen, en ’s Vrijdags morgens was het vaartuig gezonken; de equipage zat in de masten en riep om hulp. Door de Deensche regering zijn langs de kust overal reddingstoestellen aangebragt, bestaan in eene soort van mandewerk, dat door touwen wordt geregeerd en waarmede men de menschen van gestrande schepen redt. Tot dat einde weet men met werpgeschut eene lijn aan boord te brengen van het hulp vragende vaartuig. Op deze wijze is ook de manschap der Barend gered. Het was wel te wenschen, dat ook bij ons te lande, waar de Noordzeekust zoveel overeenstemming heeft met de Deensche, zulke reddingstoestellen werden geplaatst. Wel hebben wij in der tijd aan den Hoek van Holland bij mooi weder zien manouvreren met werp geschut om in tijd van nood te dienen, maar wij hebben er niet van gehoord, dat men de toen aangevangen pogingen tot gewenschte uitvoering heeft gebragt, of dat er ooit van de machine werkelijk gebruik gemaakt is.”

 

Amsterdamsche Courant 15 juni 1844114

Amsterdam, 14 juni. Volgens bericht van de Groenlandsche Visserij, had het Harlinger schip SPITSBERGEN, kommandeur Both, de 3e mei 3 robben geslagen, de DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, was op die datum nog ledig.

 

Algemeen Handelsblad 00 juli 1844114

Uit een provinciaal verslag over 1843 waren de visserij uitkomsten over dat jaar niet slecht. Beide schepen van Harlingen, DIRKJE ADEMA had aangebracht 4536 stuks robben en 5 walvissen, zijnde de hoogste vangst van al de naar Groenland uitgezonden bodems. Met de SPITSBERGEN zijn aangebracht 3189 stuks en 1 walvis, hetwelk een middelmatige reis wordt genoemd.

 

Amsterdamsche Courant 23 juli 1845114

Harlingen, 19 juli. De alhier te huis behorende Groenlandvaarders DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, en SPITSBERGEN, kommandeur Both, hadden ieder, volgens bericht van het blad De Visscherij, een vis (opm: walvis) gevangen en 2000 robben geslagen.

 

NRC 01 augustus 1849114

Rotterdam, 31 juli. De Harlinger Groenlandsvaarder SPITSBERGEN, commandant J. Both, is l.l. vrijdag (opm: 27 juli) van Groenland in het Vlie binnengekomen, hebbende 850 robben geslagen. (opm: vergelijk het aantal geslagen robben met het in Kroniek 1847 in dato 2 augustus, genoemde aantal)

 

 

Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”

Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp

p.130         “In 1841, Captain Hinrich Braren Rickmers was succeeded by Otto Mehlen, who left Harlingen harbour on 9 March on board Dirkje Adema , in company with the Spitsbergen (II), which was under the newly appointed Captain Johan Both, who in turn had succeeded Hendrick Rickmers.

                   In de volgende pagina’s ontleendt Schokkenbroek aan berichten in de Leeuwarder Courant en de Provinciale verslagen gegevens over afvaarten, terugkomsten en vangstresultaten, die hier niet verder zullen worden vermeld.

p.134         “… Johan Both remained employed by Visser & Son until 1849. P.Nagel was his successor for the following three seasons (1850-1852).”

                   “Johan Both pursued a long and successful career. He eventually returned with Barend Visser & Son to sail their ships as Captain between 1858 and 1870. …”