Inloggen
Gezagvoerder

Venster, Jan.

Naam: Venster, Jan.
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
ALIDA MARIA 1838 Kof Sailing Vessel 10185 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt J.Venster als gezagvoerder gedurende:

*   1843 t/m 1851 van de kof “Vrouw Catharina”, gebouwd in 1838 te Sappemeer, 102 ton o.m., varend voor Zurmühlen te Nieuwediep.

 

Overige bijzonderheden

“Verhaal van eene tweejarige avontuurlijke zeereis van Amsterdam naar Corfu, Patras, Londen, New-Castle, Gallatz (Zwarte zee), Constantinopel, Smyrna, Falmouth, Cardif, Liverpool, enz. ondernomen door Jan en Cornelis Meijer van 1853-1855 en door den eersten gelukkig volbragt”

door J.C.Meijer, oud-Onderwijzer te Terschelling. Gedrukt voor rekening van den Schrijver. Amsterdam, Herman Koster 1862, 40 pp.

In deze publicatie wordt uivoerig verslag gedaan van een reis van de beide zonen van de schrijver, aan boord van de schooner Bernardus, 100 last, onder kapitein Jan Venster. Jan Meijer, de bron voor het verhaal, was matroos, zijn broer ligtmatroos. De vrouw van de kapitein was mede aan boord om de reis mee te maken.”Wij waren gedestineerd naar Corfu … beladen met suiker”. De vertrekhaven was Amsterdam en men zeilde uit van Nieuwediep begin april 1853. Na een voorspoedige reis van 38 dagen werd Corfu bereikt. De reis ging door naar het Griekse Patras, waar een lading krenten werd ingenomen. De daaropvolgende reis naar Londen was minder gunstig met ruw weer en ongunstige wind. Londen werd bereikt op 01 augustus 1853 na een reis van 66 dagen. Van hier ging de reis naar Newcastle voor een lading steenkool, aankomst 14 september, met bestemming Zwarte Zee. In Newcastle heerste een cholera-epidemie en wellicht ten gevolge daarvan overleed Cornelis begin Oktober op weg naar de Zwarte Zee. Hij kreeg een zeemansbegrafenis. Vooral in de Dardanellen had men last van tegengestelde stroom en pas op 30 december kon met het anker laten vallen in Constantinopel. Na passage door de Bosporus kwam het schp te stranden op de Sulinabaar, een plaat voor de monding van het Donau-estuarium. Na enige dagen kwam men weer vlot. “De vrouw van den kapitein was toen gelukkig met haar twaalfjarig zoontje, onze kajuitswachter, te Sulina aan den wal”. Vervolgens liep het schip de havenplaats Gallatz binnen, “eene Russische vesting, waar veel handel in granen is”. “Toen wij onze steenkolen lossten, om weder een lading tarwe in te nemen, werden wij niet weinig verontrust door de tijding, dat de Russen den 3 April vier Nederlandsche schepen te Ismaïl, 9 à 10 uren oostwaarts van Gallatz gelegen, hadden in beslag genomen en aan de ketting geslagen”. (dit vanwege de Frans/Engelse oorlog tegen de Russen, terwijl men Engelse lading vervoerde.) De inbeslaglegging bleef echter uit.

“Wij hadden tot ons leedwezen nog eerst eene treurige plegtigheid te vervullen. De Kapitein namelijk was ziek geworden, en verzwakte van dag tot dag. Of hij het op de Sulinabaar, wegens de ontzettende koude en vermoeijenis, had weggekregen, ofwel om andere oorzaken, weet ik niet, maar wel, dat hij te Gallatz overleed. Wij begroeven hem daar, en verlieten zijne laatste rustplaats niet zonder innig gevoel van weemoedigheid; hij was een goed Kapitein voor ons geweest.

Onze stuurman, zekere Verschuur, werd nu in zijne plaats Kapitein, terwijl nu ik, dan weder een ander den post van stuurman tijdelijk zou waarnemen.”.

Omdat de verdere belevenissen van deze reis onder de verantwoordelijk kwamen van (de latere kapitein) Verschuur worden deze bij kapitein A.J.Verschuur vermeld.

 

Suyk (pers. mededeling) vermeldt de 2 mast Schoener “Bernardus”, groot 100 last, 159 ton o.m., 135 ton o..m., gebouwd in 1850 te Zierikzee. De reder was van der Bey & Co te Amsterdam. Het schip werd op 10 januari 1863 te Amsterdam geveild en voor ƒ 13.000,- verkocht aan de reder C.Mackenstein te Amsterdam en herdoopt in “Albrecht Frederik”. In 1872 werd het schip wederom verkocht en wel aan A.M.E.Tromp te Amsterdam en later te Hilversum en herdoopt in : August Marie”. Het schip raakte in 1877 wrak op de baar van Newburgh.

Bouma025 vermeldt wèl de 2/mSch. Bernardus maar niet de kapitein Venster. De eerste gezagvoerder van dat schip was ene kapitein Engelsman, die volgens Bouma werd opgevolgd door kapitein A.J.Verschuur, die in het hiervoor genoemde verslag de rang van 1e stuurman had.