Op 13 november 1818 verkreeg Guillaume Roose, Brugge, als eigenaar en kapitein van de ÉCLAIR een zeebrief en een Turkse Pas met bestemming de Middellandse Zee. Een Turkse Pas is een vrijgeleide om kaping op zee te voorkomen, waarvoor de rederij aan de Staat een afkoopsom dient te betalen, waarvan de grootte afhankelijk is van de bestemming. De Pas is slechts één reis geldig en dient na afloop te worden ingeleverd.
Op 30 augustus 1819 werd de Zuid-Nederlandse zeebrief nr. 51 ingetrokken en een nieuwe uitgegeven op naam van de nieuwe kapitein Jean Willaert, eveneens uit Brugge. Ook werd een Turkse Pas verleend voor de bestemming Malaga.
Op 12 november 1819 werd voor de combinatie ÉCLAIR / kapt. Willaert een Turkse Pas afgegeven met bestemming de Middellandse Zee. De zeebrief uit 1819 was nog geldig. De Pas werd na thuiskomst via de Directeur der Rechten en Accijnzen te Antwerpen ingeleverd en op 31 juli 1820 in Den Haag geroyeerd.
De volgende T.P. dateert van 12 augustus 1820 en werd uitgeschreven voor Sevilla en Malaga. Deze werd na afloop van de reis via de Directeur van West-Vlaanderen naar Den Haag opgestuurd en op 7 december 1820 doorgehaald. De ÉCLAIR lag toen in Brugge.
In december 1820 werd de schoener met behoud van scheepsnaam en kapitein verkocht aan J. de Ridder van Lede en François Loo te Brugge. Door deze wisseling van eigendom was een nieuwe zeebrief vereist, waarbij de laatste zeebrief werd ingetrokken.
Op 13 december 1820 vroegen J. de Ridder van Lede en François Loo te Brugge voor de ÉCLAIR onder kapt. Jean Willaert een nieuwe zeebrief aan, alsmede een Turkse Pas met bestemming de Middellandse Zee. Nadat de reis naar Malaga was volbracht werd de Pas via de Directeur te Brugge naar Den Haag geretourneerd en aldaar op 22 februari 1821 geannuleerd.
De volgende reis zou naar Gibraltar en Malaga voeren, waarvoor op 28 mei 1821 een Turkse Pas werd afgegeven. De rederij had haar zetel inmiddels naar Zeebrugge verplaatst.
De zeebrief en Turkse Pas zouden niet meer worden ingeleverd doordat de ÉCLAIR en haar lading op 14 augustus 1821 in Lissabon verbrandden.
1818
Welke de eventuele vorige eigenaar(s) en scheepsnamen van de ÉCLAIR zijn geweest heeft Marhisdata niet kunnen achterhalen. Daardoor dus ook niet waar en wanneer de schoener is gebouwd, welk draagvermogen en welke afmetingen het schip had.
Dat de ÉCLAIR in 1818 een nieuw schip was is uitgesloten. Uit een advertentie valt te concluderen dat de schoener tussen april en september 1819 ‘opnieuw gebouwd’ was. Over zeeschade na de eerste rondreis naar de Middellandse Zee is niets gerapporteerd, zodat van noodzakelijk groot onderhoud sprake moet zijn geweest.
Kapitein-eigenaar Guillaume G. Roosen uit Brugge vroeg op 5 november 1818 bij de Staatsraad in Den Haag een zeebrief en Turkse Pas aan voor zijn schip l’ÉCLAIR, dat in Brugge lag met bestemming de Middellandse Zee.
Onder de ingeleverde stukken bevond zich een Bewijs van Nederlanderschap (BvN), welke was afgelegd ten overstaan van de Vrederechter in Brugge.
Het BvN bleek niet volgens de wet, maar wel conform de arresten van de Staatsraad (14.10.1814 en 07.07.1815) tegenover de Commissaris Generaal van Financiën in België. De wet is echter veeleisend inzake het BvN, omdat deze nodig is om een nationale zeebrief en akte van francisatie te kunnen krijgen.
De aanvraag werd afgewezen, en de opdracht gegeven aan de Directeur der Inkomende en Uitgaande Regten in Brugge:
- Om de aanvrager over de onregelmatigheden van het BvN in te lichten, met het verzoek dit op te helderen.
- Aan de administratie in de Nederlandse taal de verklaring te geven van het woord goélette (opm: schoener), welk wettelijk scheepstype, of de hoedanigheid van de bodem is vermeld in de meetbrief.
- Uit te zoeken of de aanvrager, de heer Guillaume Roosen uit Nieuwpoort, niet toevallig dezelfde persoon is aan wie op 27 oktober 1817 een zeebrief is afgegeven voor het schip le COMMENCEMENT, waarvan hij zowel eigenaar als kapitein was en hiervan rapport op te maken.
Op 13 november 1818 werd een nieuwe aanvraag voor een zeebrief ingediend, nu vergezeld van een acceptabel Bewijs van Nationaliteit. De aanvraag werd nu gehonoreerd, waarop tevens een Turkse Pas werd aangevraagd en verkregen, met bestemming de Middellandse Zee.
1819
GVB 070419
Advertentie. Uit de hand te koop.
Een lading fruyten, aangebracht van Messina, met het schip ÉCLAIR, kapt. Guillaume Roose, bestaande in: 900 kassen citroenen., 200 dito zoete oranjen.
Alle welke fruyten zeer wel geconserveerd zijn, en bekwaam om langen tijd te bewaren.
Te bevragen bij den heer de Craene-Belpaire, consignataris bij bovengemeld schip, wonende bij het Comedie-huys, tot Brugge.
GVB 060819
Advertentie. Te Brugge onder belading naar Sevilla en Malaga,
de fraaie schoener ÉCLAIR, gemeten op 100 ton, uitstekende zeiler, onlangs opnieuw gebouwd en zeer bekend door haar superieure vaareigenschappen, om in het begin van de komende maand september te vertrekken, weer en wind dienende.
Voor alle informatie richte men zich tot de kapitein van gezegd schip, Guillaume Roose-de Ridder, Rue Flamande 73 te Brugge.
GVB 100919
Oostende, 8 september. Den 7 binnengekomen de Nederlandse kof VENUS, kapt. D. Kraeyer, van Malaga, met wijn en fruit, enz., aan B. Van der Heyde, 152 tonnen; de Nederlandse hoeker (opm: visserman) MOEDER VAN ACHT, kapt. M. van der Kerckhove, van IJsland, met 21 lasten en een tonne gezouten vis, allen aan J.B. Lantsweert, 84 tonnen.
Uitgevaren de Nederlandse schoener ÉCLAIR, kapt. J. Willaert, naar Malaga, in ballast, aan J.F. Debare, 100 tonnen.
1821
GVB 100821
Oostende, 10 augustus. Het Nederlands schip l’ÉCLAIR, kapt. Willaert (opm: schoener, bouwjaar < 1818; thuishaven Oostende, kapt. Jean Willaert), den 28 juni van hier naar Gibraltar vertrokken met lynwaden (opm: linnen), was den 11 juli aldaar aangekomen.
Den 14 had men de lichters reeds gezonden voor de lossing, als wanneer op het schip brand ontstond, waardoor hetzelve met de lading verslonden werd. Van de 400 balen lynwaden heeft men er maar 15 kunnen lossen.