Inloggen
ALKO - ID 267


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1936
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
Nat. Official Number: 1718 Z GRON 1936
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: N.V. Scheepswerf 'Delfzijl' v/h Gebr. Sander, Delfzijl, Groningen, Netherlands
Werfnummer: 142
Launch Date: 1935-11-28
Delivery Date: 1936-01-17
Technical Data

Engine Manufacturer: N.V. Appingedammer Bronsmotorenfabriek, Appingedam, Groningen, Netherlands
Motor Type: Motor, Oil, 2-stroke single-acting
Number of Cylinders: 3
Power: 150
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Brons Motor nr. 5243 Type T (240x360)
Speed in knots: 7.5
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 200.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 97.00 Net tonnage
Deadweight: 266.00 tonnes deadweight (1000 kg)
 
Length 2: 33.89 Meters Length between perpendiculars (Lbp)
Beam: 6.46 Meters Breadth, moulded
Depth: 2.47 Meters Depth, moulded
Ship History Data

Date/Name Ship 1936-01-17 ALKO
Manager: E. Wagenborg's Scheepvaart- & Expeditiebedrijf N.V., Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Laurens Mulder, Delfzijl, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Delfzijl / Netherlands
Callsign: PCMP

Ship Events Data

1935-11-30: NvhN 30-11-1935: Tewaterlating m.s. ALKO. Donderdag werd bij de N. V. Scheepswerf „Delfzijl" v/h Gebr. Sander te Delfzijl met goed gevolg het nieuwgebouwde motorsohip „Alko" te water gelaten. Dit schip is gebouwd onder klasse Bureau Veritas en Scheepvaart-Inspectie groote kustvaart, voor rekening van kapt. L. Mulder, Delfzijl. Het schip heeft afmetingen van 36 X 6.50 X 2.65 M., terwijl het D.W. 255 ton bedraagt. Het zal van een Brons motor van 150 P.K. worden voorzien. De kiel zal worden gelegd voor een motorschip met afmetingen van 40 X 7.20 X 2.85 M. en een D.W. van 350 ton. Dit schip zal worden gebouwd onder klasse Bureau Veritas en Scheepvaart-Inspectie groote kustvaart voor rekening van den heer J. Westerloo alhier. Dit schip zal van een Brons motor van 200 P.K. worden voorzien. Verder ontving genoemde werf opdracht voor den bouw van een motorschip met afmetingen van 36 X 6.50 X 2.65 M. en een D.W. van 255 ton. Dit schip zal worden gebouwd voor rekening van kapt. G. Pepping te Nieuw Buinen.
1936-01-16: Als ALKO, zijnde een motorvrachtschip, groot 566.55 m3, liggende te Delfzijl, door A. Kielema, scheepsmeter te Groningen, ten verzoeke van Laurens Mulder, scheepskapitein te Delfzijl, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 1718 Z GRON 1936 in achterkant motorkamerschacht aan S.B. zijde op het achterschip (kampanjedek.)
1936-01-17: NvhN 18-01-1936: Proefvaart m.s. „ALKO". Gisteravond vond op de Eems de goed geslaagde proefvaart plaats van het nieuwe motorschip Alko. Dit schip is gebouwd onder klasse Bureau Veritas en Scheepvaart-Inspectie, groote kustvaart bij de N. V. Scheepswerf „Delfzijl" v/h. gebr. Sander te Delfzijl, voor rekening van kapt. L. Mulder te Delfzijl. Het schip heeft de volgende afmetingen: lengte over alles 36 M., breedte op het grootspant 6.50 M. en holte in de zijde 2.65 M. Het is netto 97.16 Reg. ton en bruto 199,99 Reg. ton, terwijl het D.W. 260 ton bedraagt. In de motorkamer is voor de voortstuwing een twee tact Brons motor van 150 P.K. geplaatst, waarmede het schip een snelheid van 8 1/2 mijl behaalde. Verder is hier een Lister motor van 6 P.K. als hulpmotor opgesteld, voor de aandrijving van de lenspomp, de ballastpomp en de dynamo. De geheele verlichting van het schip geschiedt electrisch. Deze vol-automatische electrische instalatie werd geleverd door het technisch bureau Hofman te Hoogezand. Op het mastdek is een dubbelwerkende motorlier geplaatst, die van een Lister motor van 12 P.K. voorzien is. Het schip, dat met een stroomlijn-ballansroer is uitgerust, voldeed ruim aan alle gestelde eischen en werd na de proefvaart dan ook met volle tevredenheid door den kapitein overgenomen.
1936-03-10: Final Fate:
Gezonken in pos. 54.27. N. – 0.11. W. (ca. 20 mijl NNW van Flamborough Head) als gevolg van een aanvaring met de Britse trawler 'Leyland ' (GY 254) tijdens dichte mist. Ze was op weg van Par naar Leith met een lading chinaklei. Alle vijf opvarenden, waaronder de vrouw, de zoon en een dochtertje van kapitein-eigenaar Mulder, werden gered door op de 'Leyland' over te springen.

De Eemsbode 10.03.1936.
Het nieuwe motorzeeschip 'ALKO', kapitein-eigenaar L. Mulder van Farmsum, is heden bij de Engelse kust, 20 mijl van Flamborough Head (benoorden de Humber) tijdens een dikke mist in botsing gekomen met de Engelse trawler 'Leyland' en gezonken. De opvarenden zijn gered. De 'Alko' is pas sinds 17 januari j.l., toen op de Eems een welgeslaagde proeftocht plaats had, in de vaart. Het schip is gebouwd bij de scheepswerf 'Delfzijl', voorheen Gebr. Sander, onder toezicht Scheepvaartinspectie en Bureau Veritas, is ca. 260 ton d.w. groot en is van een 150 PK Bronsmotor voorzien, waarmee de 'Alko' op de proeftocht een snelheid behaalde van 8 ½ mijl. Het schip is modern uitgerust met een kruiser-achtersteven, motor-deklier, electrisch licht enz. Na de proefvaart heeft de 'Alko' in Groningen aardappelmeel geladen voor Londen en is na die tijd niet weer in Delfzijl terug geweest. Het schip werd geregeld in Londen bevracht en voer in hoofdzaak op de Engelse oostkust. Naar wij voorts nog vernemen, is de 'Alko' verzekerd bij de Onderlinge Scheepsverzekeringsmij. 'Oranje' te Groningen. Blijkens de zeekaarten staat 20 mijl ten N.N.W van Flamborough Head 55 a 60 meter water, waardoor dus aangenomen mag worden, dat het schip verloren is, gezien de diepte. Omtrent de leden van de bemanning konden wij nog geen volledige gegevens verkrijgen. De 'Alko' heeft namelijk niet in Delfzijl gemonsterd. Behalve de 38-jarige kapitein bevinden zich echter ook zijn vrouw H. Mulder-Medendorp en twee van hun drie jonge kinderen aan boord, de 4-jarige Aktje en de 2-jarige Geertje. De oudste, een jongen, Alko, waarnaar het schip is genoemd is, is thuis bij zijn grootvader, A. Mulder in Farmsum.

De Eemsbode 20.03.1936: Wat kapitein Mulder ons vertelde:Het is thans ruim een week geleden, dat Delfzijl en meer in het bijzonder de Delfzijlster scheepvaartkringen plotseling werden opgeschrikt door het bericht, dat het nog nieuwe motorschip 'Alko', kapitein-eigenaar L. Mulder van Farmsum, onder de Engelse kust tijdens een dicht mist was aangevaren en gezonken. Veel werd er van deze aanvaring niet bekend en het was hierom, dat wij ons deze dagen, toen kapitein Mulder weer met zijn gezin in Delfzijl terug was, eens met hem in verbinding stelden, ten einde iets meer over de ramp te vernemen. Wij waren zaterdag 7 maart uit Par in Cornwell vertrokken met een lading klei aan boord bestemd voor Leith, zo vertelde kapitein Mulder ons. Het was een voorspoedige reis tot op de morgen van dinsdag de 10e maart. Er hing tegen half zeven een dikke mist, waarom de 'Alko' vaart minderde en geregeld mistseinen gaf. Van andere mistsignalen hebben we niets vernomen, doch opeens doemde rechvooruit een vistrawler uit de mist op. De 'Alko' gaf een korte stoot en week naar stuurboord uit; de tegenligger, de Engelse trawler 'Leyland', die met vis beladen van IJsland kwam, gaf echter eerst twee en toen drie korte stoten en haalde naar bakboord uit, waardoor een aanvaring onvermijdelijk werd. Met kracht liep de 'Leyland' op de 'Alko' in en trof het schip aan bakboordzijde in de voorsteven. Door de schok draaiden de schepen een kwartslag om en kwamen een ogenblik zij aan zij te liggen. De kapitein vertelde ons verder, dat van dit moment de drie leden van de bemanning, stuurman Roossien uit Delfzijl, matroos-motorist Hopman van Annen en de kok Stoppels van Holwierde, gebruik maakten om op de 'Leyland' over te springen. Hij zelf was dadelijk na de aanvaring naar beneden gesneld om zijn vrouw en kinderen, twee kleine meisjes van twee en vier jaar, die nog te bed lagen te waarschuwen, en kon eveneens met hen op de 'Leyland' komen. Dit alles gebeurde in een minimum van tijd, want een ogenblik later dreven de schepen weer van elkaar. Toen wij aan boord van de 'Leyland' waren, zagen we, dat de 'Alko' niet direct zonk, aldus ging kapitein Mulder verder, “en ik verzocht daarom de Engels kapitein een boot uit te zetten, daar ik proberen wilde de scheepspapieren en andere voorwerpen van waarde te redden. Er bevond zich o.a. een bedrag van Fl. 300,-- aan boord. De kapitein gaf echter voor, dat de boot te zwaar en te onhandig was en weigerde, hoewel ik hem er tot drie keer toe om vroeg. Eerst een uur later zonk de 'Alko', met de kop naar beneden naar de diepte, ons hele hebben en houden meevoerende. Een hard gelag, al stemde het natuurlijk tot grote dankbaarheid, dat er geen mensenlevens te betreuren waren. De 'Leyland' zette koers naar Grimsby, waar de schipbreukelingen door de Port Missioner of Grimsby and District, mr. H. Pickering, werden ontvangen. Zoals wij verder vernamen werd hun onderdak verschaft in een kosthuis van de dames E.E. Read en I. Carrod, terwijl de bemanning in het Queen Mary Hostel werd ondergebracht. Zowel kapitein Mulder als zijn vrouw waren vol lof over de gastvrijheid en hartelijkheid, die zij in hun kosthuis hadden ondervonden. “Het was precies alsof we er thuis waren”, verklaarde Mulder “en de kinderen vonden het er even prettig als bij opoe”. Drie dagen heeft de familie Mulder hier gastvrijheid genoten. ‘s Zaterdags zijn zij via Londen weer naar Nederland vertrokken. Een trieste thuiskomst na een aanvankelijk zo voorspoedige vaart met de 'Alko', temeer dat het nog zo goed als nieuwe schip als verloren moet worden beschouwd, omdat op de plaats waar het gezonken is, ongeveer 55 meter water staat, zodat lichting niet mogelijk is.
1936-03-14: SCHUTTEVAER, 14.03.1936: Delfzijl’s motorschip bij de Engelsche kust gezonken. LLoyd’s meldt, dat het radiostation Cullercoats heeft medegedeeld, dat het Nederlansche schip ALKO uit Delfzijl twintig mijl ten noord-noordwesten van Flamborough Head in aanvaring is gekomen met den Britschen treiler “Leyland”. Het Nederlandsche schip is gezonken. De bemanning is gered. De aanvaring had plaats in een dichten mist. Nader meldt men uit London. De ALKO was op weg naar Leith. De geredde bemanning bestond uit kapitein Mulder, zijn vrouw en twee dochtertjes van 2 1/2 en 4 jaar. Allen zijn door den treiler “Leyland” aan boord genomen en te Grimsby aan land gezet.

1936-08-01: 01-08-1936 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart. No 68 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de aanvaring van het Nederlandsche motorschip Alko niet het Engelsche stoomvisschersvaartuig Leyland GY. 254 op de Noordzee. Op 10 Maart 1936 heeft op de Noordzee, onder de Engelsche kust, een aanvaring plaats gehad tusschen het Nederlandsche motorschip Alko en het Engelsche stoomvisschersvaartuig Leyland GY. 254, ten gevolge waarvan de Alko is gezonken. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij art. 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van deze aanvaring zou instellen, welk onderzoek ter zitting van 29 April 1936 in tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart heeft plaats gehad. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie, waarbij verklaringen, door kapitein en bemanning van de Leyland te Grimsby afgelegd ten overstaan van den vertegenwoordiger van den Board of Trade, aldaar, en hoorde als getuige Lourens Mulder, kapitein van de Alko ten tijde van het ongeval. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken: De Alko was een Nederlandsch motorschip, metende 199,99 bruto-, 97,16 netto-registerton, roepnaam PCMO, eigendom van den kapitein Lourens Mulder, te Delfzijl. Het schip was pas gebouwd en in de maand Januari 1936 afgeleverd. Het vaartuig was voorzien van een Bronsmotor van 150 pk, waarmede, in beladen toestand, een maximum snelheid van 8 mijl kan worden ontwikkeld. De Leyland GY. 254 is een Engelsche stoomtrawler, metende 452 bruto-registerton, eigendom van de Bunch Steam Fishing Co., Ltd., te Grimsby. Dit vaartuig was eveneens pas gebouwd en in het jaar 1936 afgeleverd. Op 7 Maart 1936 vertrok de Alko des morgens van Par, met een volle lading klei, bestemd voor Leith. Het was de zevende reis van het schip. De bemanning bestond uit vijf personen, waaronder de vrouw van den kapitein, terwijl zijn twee kinderen, onderscheidenlijk 2½ en 4 jaar oud, aan boord waren. De diepgang was vóór 8 voet 2 duim, achter 7 voet 10 duim. Nu en dan was het mistig. In den morgen van 10 Maart, omstreeks te 6.30 uur, terwijl het schip zich ongeveer 15 mijl benoorden Flambourough Head bevond, werd het wederom dik van mist. De vaart werd van halve kracht tot langzaam verminderd, terwijl een uitkijk op den bak stond. Geregeld werden mistseinen met de luchtfluit gegeven. De ramen van het stuurhuis, waarin de kapitein zelf het stuurrad bediende, stonden open, om eventueele seinen beter te kunnen hooren. De kapitein schat de vaart op 2 a 3 mijl. De koers was N.t.W.-½-W. magn. Te 6.37 uur voormiddags doemde eensklaps recht vooruit een vaartuig uit den mist op. Eenig sein was niet gehoord. De kapitein zag het schip op een paar honderd meter afstand vooruit langs den mast aan bakboord, vóór het schip een groote boeggolf. Onmiddellijk gaf de kapitein 1 korten stoot op de luchtfluit en hard s.b.-roer. Het andere schip, dat bleek de Engelsche stoomtrawler Leyland GY. 254 te zijn, liet hierop 2 korte stooten hooren, dadelijk daarop gevolgd door 3 korte stooten. De kapitein zag den trawler bakboord uitkomen en een aanvaring had plaats. Het voorschip van de Alko werd aan bakboord zwaar beschadigd en begon dadelijk te zinken. De kapitein spoedde zich naar beneden om vrouw en kinderen aan dek te brengen. Doordat de trawler het motorschip ronddrukte, kwamen de schepen een oogenblik langszij van elkaar te liggen. Van dit oogenblik profiteerden de opvarenden van de Alko om op de Leyland over te springen. Dadelijk daarna waren de schepen weer vrij van elkaar. Eerst na ongeveer een uur verdween de Alko in de diepte. De kapitein van de Leyland wenschte geen boot uit te zetten om den kapitein van de Alko gelegenheid te geven weer naar zijn schip terug te gaan, toen dit bleek niet dadelijk te zinken. De motor van de Alko draaide nog steeds zacht aan vooruit, terwijl het roer hard stuurboord lag. Nadat de Alko verdwenen was heeft de Leyland de reis naar Grimsbv vervolgd. Volgens verklaring van kapitein Mulder zou dit schip daarop drie uur lang in den mist volle kracht hebben gestoomd en slechts om de 10 a 15 minuten een mistsein hebben gegeven. Omstreeks te 11.30 uur voormiddags klaarde het op; tegen 3 uur 's middags werd Grimsby bereikt. De plaats van ondergang van de Alko wordt door kapitein Mulder gegist op 54° 27' N.Br. en 0° 11' W.L. Aldus de toedracht van het ongeval, zooals dit wordt gegeven van de zijde van de Alko. De Leyland GY. 254 had gevischt bij IJsland en was op de thuisreis naar Grimsby. Aanvankelijk werd 10½ a 11 mijl geloopen. Omstreeks te 5 uur 's morgens van 10 Maart 1936 werd het mistig. Vaart werd verminderd tot ongeveer 5 mijl en om de 1 a 1½ minuut werd een lange stoot op de stoomfluit als mistsein gegeven. Kapitein, stuurman en roerganger, zoomede de uitkijk, bevonden zich in het stuurhuis, waarvan de voorramen, zoowel aan stuurboord als aan bakboord, openstonden. Omstreeks te 5.30 uur werd het mistsein van Whitby dwars gehoord op naar schatting 4 mijl afstand. De koers, welke zuid was, werd veranderd in Z.O.t.Z. magnetisch. Omstreeks te 7.10 uur — de vaart was nog steeds ongeveer 5 mijl — werd een flauw mistsein even op s.b.-boeg gehoord; juist was weer een lange stoot door de Leyland gegeven en na het hooren van gemeld sein werd opnieuw een lange stoot gegeven. De machine werd gestopt. Zeer spoedig daarna werd wederom uit dezelfde richting het flauwe sein gehoord, dat met een langen stoot werd beantwoord. Terzelfder tijd werd zeer nabij de omtrek van een vaartuig op ongeveer 1½ streek op s.b.-boeg gezien. Onmiddellijk werd de telegraaf op „volle kracht achteruit" gezet, aangekondigd door 3 korte stooten, en hard b.b.-roer gecommandeerd. Het andere schip, dat later bleek het Nederlandsche motorschip Alko te zijn, zag men naar stuurboord wijken en dadelijk daarop had een aanvaring plaats. De Alko raakte de Leyland met b.b.boeg even achter den voorsteven aan stuurboord. De vaart van de Alko wordt op 3 á 4 mijl geschat, de plaats van het ongeval op 54° 25½' N.Br. en 0° 18½' W.L. Het zicht was op dat oogenblik nauwelijks een scheepslengte. De motor van de Alko werkte nog steeds vooruit. De oorzaak van de aanvaring is naar de meening van Engelsche zijde te wijten aan de omstandigheid, dat de Alko geen goede en doelmatige mistseinen heeft gegeven, dat zij onder de gegeven omstandigheden naar stuurboord uitweek en dat zij den motor niet heeft gestopt. De inspecteur-generaal voor de scheepvaart heeft aangevoerd: dat het begrijpelijk is, dat aan boord van de Alko s.b.-roer werd gegeven, doch het onherroepelijk mis moest loopen, toen de ander b.b.-roer gaf; dat hier wel van een ongelukkig toeval kan worden gesproken, daar het ook zeer goed te begrijpen is, dat de Leyland b.b.-roer gaf; dat, al moet dan de aanvaring worden toegeschreven aan den mist, toch wel moet worden aangenomen, dat de Leyland veel vaart heeft geloopen en zeer weinig mistseinen heeft gegeven; dat de kapitein van de Alko daarvan immers getuige was, toen hij en de geheele bemanning aan boord van de Leyland waren opgenomen; dat deze waarneming wordt bevestigd door den tijd, welken de Leyland noodig heeft gehad om van de plaats der aanvaring de haven van Grimsby te bereiken. De Raad is van oordeel, dat deze aanvaring moet worden toegeschreven aan den dikken mist. In het bijzonder is niet gebleken, dat op de Alko eenige fout is gemaakt. Van het s.b.roer geven kan aan dit schip geen verwijt worden gemaakt. Overigens is de tijd voor de schepen te kort geweest om zich op de wederzijds te maken manoeuvres te bezinnen. Vermoedelijk speelt hierbij de snelheid, waarmede de schepen elkander naderden, een gewichtige rol. De Raad acht geen termen aanwezig om aan te nemen, dat de Alko te veel vaart liep. Anderzijds is de Raad, vooral ook lettend op de ondervinding van den kapitein van de Alko, toen de opvarenden waren opgenomen door de Leyland, niet er van overtuigd, dat de Leyland zóó langzaam liep als onder de gegeven omstandigheden was geboden. Ook indien wordt aangenomen de verklaring van den kapitein van de Leyland, dat de vaart tot 5 mijl werd verminderd, dan acht de Raad deze snelheid nog rijkelijk groot. De kapitein van de Leyland kan uit eigen wetenschap al heel weinig verklaren. Immers, volgens de verklaring van den kapitein van de Alko trof deze hem aan op de brug in nachtgewaad en op bloote voeten. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, plaatsvervangend voorzitter, C. J. Canters, G. J. Lap, A. L. Boeser en B. 0. van Walraven, leden, J. Prins en R. Kramer, buitengewone leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden plaatsvervangend voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 7 Juli 1936. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.