Inloggen
ALJA - ID 258


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1936
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
Nat. Official Number: 1728 Z GRON 1936
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Raised quarter deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: Gebr. van Diepen, Waterhuizen, Groningen, Netherlands
Werfnummer: 818
Launch Date: 1936-03-23
Delivery Date: 1936-05-04
Technical Data

Engine Manufacturer: Humboldt-Deutz Motoren A.G., Cologne (Köln), Germany
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 6
Power: 300
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Deutz ruwolie Type (279 x 449)
Speed in knots: 9
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 385.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 249.00 Net tonnage
Deadweight: 425.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 25539 Cubic Feet
 
Length 2: 43.00 Meters Registered
Beam: 7.59 Meters Breadth, moulded
Depth: 2.59 Meters Depth, moulded
Ship History Data

Date/Name Ship 1936-05-04 ALJA
Manager: Jan van Dijk, Groningen, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Jan van Dijk, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PCME

Ship Events Data

1936-04-28: Als ALJA, zijnde een stalen motorvrachtschip, groot 1089.29 m3, liggende te Waterhuizen, door A. Kielema, scheepsmeter te Groningen, ten verzoeke van Jan van Dijk, scheepskapitein, gedomicilieerd te Groningen, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 1728 Z GRON 1936 op het achterschip in achterkant lichtkap motorkamer aan B.B. zijde.
1936-05-05: NvhN 05-05-1936: Proefvaart m.s. „ALJA. Het nieuwe motorschip Alja maakte heden op de Eems te Delfzijl zijn goed geslaagde technische proefvaart, van welke gelegenheid de heer de Boer, leeraar aan de zeevaartschool te Groningen, een dankbaar gebruik maakte om met een twaalftal leerlingen van deze school deze vaart mee te maken, om zoodoende de leerlingen eens met de praktijk in aanraking te brengen Het schip werd gebouwd op de werf van de Gebr. van Diepen te Waterhuizen voor rekening van kapt. J. van Dijk te Groningen, onder klasse Bureau Veritas en Scheepvaart-Inspecte, voor de Atlantische vaart. Het schip heeft een laadvermogen van 425 ton terwijl de lengte over alles 46. M , de breedte over alles 7.60 M. en de holte in de zijde 3 00 M bedragen. Het is van het raised quarter deck type en het is over de volle lengte, met uitzondering onder de motorkamer, van een dubbele bodem voorzien, die dient voor waterballast en als brandstof tank. De stalen mast met twee stalen laadboomen is ongeveer midden op het schip geplaatst met aan de voor- en achterzijde een motorlaadlier. De motoren die deze lieren aandrijven, twee compressorlooze Deutz Dieselmotoren van 10 pk elk, zijn onder dek opgesteld. Ook de ankerlier wordt door een compressorlooze Deutz Diesel van 8 pk aangedreven. Deze motor is onder het bakdek geplaatst. De hoofdmotor is een direct omkeerbare Deutz compressorlooze dieselmotor van 300 p.k., terwijl de hulpmotor eveneens een compressorlooze Deutz Dieselmotor van 16 pk is. Deze drijft de luchtcompressor, de lenspomp, de ballastpomp en de dynamo aan. De verlichting geschied geheel electrisch. Het schip is van een stroomlijn-ballansroer voorzien, waarmede het op de proefvaart uitstekend bleek te besturen, terwijl ook uitstekend met het schip gemanoeuvreerd kon worden. Het is gebouwd met plaatsteven en het behaalde in ballast een snelheid van 10 mijl. Vermeld dient nog, dat dit schip van een nieuw type compas is voorzien. Om het hinderlijk trillen van vloeistof-compassen op te vangen is een nieuwe ophangingswijze voor dit compas gekozen, geheel in rubber. Op dit compas is octrooi aangevraagd. Vandaag heeft de officieele proefvaart met dit praohtige schip plaats gehad.
1936-09-28: NvhN 29-09-1936: Delfzijl, 28-09-1936. Het motorschip ALJA, kapt. van Dijk, welk schip alhier ledig van New Castle binnenkwam, bestemd voor Groningen en dat buiten de haven was drooggezet, is van een andere schroef voorzien. Het schip is heden naar Groningen vertrokken.
1940-02-18: Final Fate:
Onderweg met 406 ton stukgoed van Lissabon en Setubal naar Antwerpen en Rotterdam bij het eiland Ile de Moutons (Franse kust) een rots geraakt, slagzij gemaakt en gezonken in pos. 47.46. N.B. - 04.03. W.L. De bemanning werd gered, de scheepshond verdronk. Later ter plaatse gesloopt.
NvhN 21-02-1940: Groninger kustvaartuig „ALJA" vergaan. Alle opvarenden gered. Volgens uit Concarneau (ten Zuiden van Brest) ontvangen telegram is het Groninger kustvaartuig „Alja", dat op weg was van Lissabon naar Rotterdam, gistermiddag op een wrak gestooten en nabij Glénan vergaan. Alle opvarenden zijn gered en te Concarneau aan wal gezet. De „Alja" is een motorkustvaartuig van 385 ton en was bemand met zeven personen. Kapitein is de heer W. Nooitgedacht te Groningen. Het schip behoorde aan den reeder J. van Dijk te Groningen en werd in 1936 op de werf van Gebrs. Van Diepen te Waterhuizen gebouwd.
Utrechts Volksblad 22-02-1940: Kustvaartuig vergaan. Volgens een uit Concameau (ten zuiden van Brest) ontvangen telegram is het Nederlandse kustvaartuig „Alja", dat op weg was van de Portugese haven Centubal naar Nederland, op een wrak gestoten en nabij Glénan vergaan. Het schip had een lading stukgoed aan boord. Alle opvarenden zijn gered. Het zijn: kapitein W. Nooitgedacht uit Groningen, de stuurman E. J. Fokkens, de motordrijver Rus, de matrozen Pomp en Wijbel, de kok B. Eising en de machinist Velda. De motordrijver Rus vervulde dezelfde functie op het destijds vergane motorschip „Truida". „De „Alja" is een motorkustvaartuig van 385 ton. Het schip behoorde aan den reder J. van Dijk te Groningen.
1940-08-13: Final Fate:
Raad van Scheepvaart: No. 90. St/Crt. 13-Augustus 1940,no. 156. Het stooten en zinken van het motorschip “Alja” nabij het eilandje Aux Moutons aan de Westkust van Frankrijk. Betrokkene: De kapitein. Op 18-februari 1940 heeft het motorschip “Alja” nabij het eilandje Aux Mountons aan de Westkust van Frankrijk tegen een harde oppervlakte gestooten en is het vrijwel terstond daarna gezonken. Het motorschip “Alja” is een Nederlandsch vaartuig, metende 384,52 bruto-, 249.05 netto-registerton, toebehorende aan Jan van Wijk, te Groningen, gebouwd in 1936; tijdens na te melden ongeval was het schip bemand met zeven personen. Op 13 februari 1940 vertrok het vaartuig van Lissabon, beladen met stukgoed, met bestemming naar Antwerpen en Rotterdam. Nadat te Setubal nog eenige lading was ingenomen, vertrok het schip op 14 Februari 1940 van laatstgemelde plaats. Het was beladen met ongeveer 406 ton. Te 10.30 uur werd Kaap Roca gepasseerd, waar de log op 0 werd gesteld, en op 16 Februari 1940 te 4 uur Kaap Finisterre, waar de log 286 aanwees. Vervolgens werd Kaap Villano voorbijgevaren op en door een kruispijling gevonden afstand van 14 mijl; de log wees toen 305 aan. Betrokkene had zijn koers 30 mijl bewesten van Quessant uitgezet. Er stond een stijve zuidwestelijke bries. Men stuurde noordoost per kompas. Het stuur-en het standaardkompas vertoonden dezelfde deviatie van 1 graad. De lucht bleef steeds bewolkt. Betrokkene kon geen azimuth nemen. Later nam de wind toe van west tot westnoordwest. Het werd stormweer uit het westnoordwesten. Volgens betrokkene werd de koers gewijzigd op N.O.t.N. Op 17 februari 1940 nam de wind af. De koers bleef, volgens hem, N.O.t.N. Op 18 februari 1940 des voormiddags wees de log 654 aan. Het zicht was vrij goed, het weer kalm. De wind was westerlijker geworden. Er stond een matige westnoordwestelijke deining. Betrokkene kwam op 18 februari 1940 des voormiddags te 4 uur aan dek. Te 4.05 uur zag hij op ongeveer 5 streken aan stuurboord een licht, waarvan hij het karakter niet kon onderkennen. Hij liet dadelijk nood sturen. Het vaartuig liep volle kracht met een snelheid van ongeveer 9 mijl per uur. Toen het vaartuig noord voorlag, kreeg men op ongeveer 4 streken aan stuurboord weer een zwak lichtje in het zicht. Vrijwel onmiddellijk daarna stootte het schip met een zware schok, die naar de meening van betrokkene onder tegen het achterschip aankwam. Hij telegrafeerde naar de motorkamer “STOP” waarna de motor dadelijk werd gestopt en het schip langzaam doordreef. Betrokkene deed terstond hard b-b roergeven. Inmiddels deed hij den motor halve kracht vooruit draaien. Terstond daarop stootte het schip opnieuw aan het voorgedeelte, in heviger mate dan bij den eersten schok. Betrokkene telegrafeerde weer “STOP”. Dit alles speelde zich in 2,5 tot 3 minuten af. Het vaartuig kreeg onmiddellijk zware slagzijde over bakboord. Snel werd de reddingboot aan b-b zijde gestreken,waarin zich de geheele bemanning begaf. Nauwelijks was de boot vrij van het schip, of dit zonk weg. Men had slechts tijd om zijn eigen leven te redden. De boot voer in de richting van het laatste lichtje. Aan stuurboord werd het geruisch van branding gehoord. Toen de dag was aangebroken, zag men een eilandje met een vuurtoren. Men roeide daar heen en kwam daar s’ochtends omstreeks 8 uur aan. Die plaats bleek het eiland Aux Moutons te zijn. Op 20 februari d.a.v. werd de bemanning door een visschersvaartuig aan land gezet te Concarneau. Volgens aan den inspecteur voor de scheepvaart in het 3de district door E.J.F., stuurman op de “Alja”, afgelegde verklaring zag F. op den 18den februari 1940 des voormiddags te 4 uur, toen hij bij betrokkene op de brug van het vaartuig kwam, op een afstand van ongeveer 100 m voor het schip witte koppen krullen over betrekkelijk korte afstand; hij zeide tegen betrokkene: ”Er is branding vooruit, roer hard bakboord”. Terwijl men het roer omdraaide, stootte het schip, kort waarna het vaartuig in veel heviger mate stootte; hij hoorde later, op het eiland Aux Moutons aangekomen, dat de boei “Le Jument”, een zwarte lage boei met rood licht, niet brandde. Volgens de verklaring van den matroos H.P., afgelegd aan dien inspecteur, heeft die matroos, na het passeren van het laatste kustvuur op den Spaansche kust en gedurende alle wachten, die hij met betrokkene had, noordoost op het stuurkompas gestuurd. Hij kwam op 18 februari 1940 des voormiddags te 4 uur weer op wacht, waar hij het roer van den matroos W. met den koers noordoost overnam. Hij zag, nadat hij een kwartier aan het roer stond, een wit lichtje. De kapitein riep toen den stuurman en zeide: ”Hier hebben we een vuur, dit zal Quessant zijn.“ Korten tijd later stootte het vaartuig. Volgens de verklaring van den matroos A.W., afgelegd aan dien inspecteur, heeft de matroos na het passeren van het laatste kustvuur van de Spaansche kust noordoost gestuurd, evenals op latere wachten, behoudens dat daar tusschen een paar uur N.O.1/2 W, is gestuurd. Op 17 februari 1940 op den voormiddag tegen het eind van de wacht moest hij N.O.t.N. sturen, evenals des namiddags van 4- tot 8 uur in de wacht voor de stranding. Betrokkene heeft nog ter zitting van den Raad verklaard: dat hij te voren met andere schepen vele reizen door de Golf van Biscaje heeft gemaakt; dat de onderhavige reis de eerste was, die hij in de Golf met de “Alja” maakte; dat hij op de onderhavige reis meende met den door hem aangenomen koers wel 30 mijl ten westen van Quessant te blijven, doch dat hij sedert het verlaten van de Spaansche kust geen enkele verkenning meer had, totdat hij Quessant zou bereiken; dat de kracht van den storm sterker is geweest dan hij had kunnen vermoeden en het vaartuig te veel naar het oosten heeft gezet; dat hij vermoedt, dat het vaartuig op een wrak heeft gestoten. Betrokkene heeft nog tot zijn verdediging aangevoerd, dat de “Alja” geen patentlood, doch slechts een handlood met een zestig-vadem-lijn aanwezig was, zoodat het zeer veel moeite zou hebben gegeven het lood te gebruiken; dat hij meende, gelet op den volgens de log afgelegde afstand, ter hoogte van Quessant te zijn, doch dat de trek naar binnen blijkbaar veel zwaarder is geweest dan hij had kunnen veronderstellen. De Raad voor de Scheepvaart oordeelt als volgt: Betrokkene heeft doen blijken van een zeer onvoorzichtige navigatie. Hij heeft geheel en al vertrouwd op een gegist bestek, terwijl hij daarop niet had mogen vertrouwen. Immers, hij had er op moeten rekenen, dat de harde uit westelijke richting komende stormwind het vaartuig in oostelijke richting zou doen afdrijven en dat dus, zoodra hij den afstand had afgelegd, die hem ter hoogte van Quessant zou hebben gebracht, gevaar bestond, dat het vaartuig tegen de rotsachtige en daardoor gevaarlijke Fransche kust zou terechtkomen. Bovendien is blijkbaar meer in oostelijke richting gestuurd dan betrokken wil doen voorkomen. Hij moest weten, dat de lichten van vuurtorens en bakens aan de Fransche kust-behalve het licht Quessant-niet brandden. Toen hij dus voor het vaartuig een licht waarnam, dat niet tot de zooeven bedoelde lichten kon behooren, zodat hij het niet kon thuisbrengen, had hij moeten ingrijpen, dat dit licht toch afkomstig moest zijn van de Fransche kust en dat hij naar die kust voer. Indien hij tijdig het lood had gebruikt, zooals zijn plicht was, zou hij hebben kunnen voorkomen,d at zijn schip buiten de veilige plaatsen van het vaarwater kwam. Ook had hij, geenerlei verkenning hebbende, de vaart uit het schip kunnen nemen en wachten, todat hij bij daglicht de noodige verkenning zou hebben verkregen. Betrokkene heeft echter geen dier voorzorgsmaatregelen genomen, doch is in dezelfde richting door blijven varen, totdat het vaartuig, zooals de Raad aanneemt, op de rotsen van of nabij het eiland Aux Moutons liep. Niet goed verklaarbaar is voorts, dat de betrokkene na den eerste schok, dien het vaartuig kreeg, niet terstond volle kracht achteruit heeft gegeven. Blijkbaar zag betrokkenen zelfs op het allerlaatste ogenblik nog niet in, in welk gevaar het schip verkeerde. De Raad oordeelt, dat betrokkene ernstig in verzuim is geweest en dat het verloren gaan van de “Alfa” grootendeels aan zijn schuld is te wijten. Daar het den Raad echter uit eigen wetenschap bekend is, dat betrokkene bij een vorige gelegenheid getoond heeft een bekwaam en betrouwbaar Zeeman te zijn, wil de Raad bij de toepassing van de aan betrokkene wegens zijn in de onderhavige zaak begane onvoorzichtigheid rekening houden met hetgeen den Raad omtrent betrokkene bij die vorige gelegenheid is gebleken. Na te melden straf van schorsing acht de Raad in de gegeven omstandigheden op haar plaats.
Mitsdien: Straft den aangeklaagde, door hem de bevoegdheid te ontnemen om als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet, voor den tijd van twee maanden. Uitgesproken 6 Augustus 1940. (FO)

Afbeeldingen


Omschrijving: ALJA tewaterlating
Collectie: Groninger Archieven
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Tewaterlating

Omschrijving: ALJA aan de afbouwkade
Collectie: Slagter, J. A. (Jacob)
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Werf

Omschrijving: ALJA
Collectie: Martens, R.G. (Rob)
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: De ALJA te Zaandam, waarschijnlijk winter 1939/1940.
Collectie: Bolhuis, R.J. van (Riemer)
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Havenopname