Kapiteins en RA vermeldingen:
Type:
|
Scheepsnaam:
|
Lasten:
|
Gezagvoerder:
|
Eigenaar/Rederij:
|
Thuishaven:
|
RA jaar:
|
|
|
|
Levingston, P.F.
|
|
|
BC 050726
|
ship
|
BANTJAR
|
123
|
Matzen, J.M.
|
Stricker, C.
|
Batavia
|
1831
|
barque
|
MATHILDA
|
118
|
Muhldorff, W.
|
Stricker, C.
|
Batavia
|
1832
|
barque
|
MATHILDA
|
118
|
Muhldorff, W.
|
Stricker, C.
|
Batavia
|
1833
|
|
|
|
King, G.
|
|
|
JC 230433
|
|
|
|
Levingston, F.F.
|
|
|
JC 250933
|
Kronieken:
(Staat de bronvermelding naar een krant voor het bericht dan is dit bericht overgenomen uit de kronieken van marhisdata.nl. Staat de bronvermelding achter het bericht dan is dit opgezocht in delpher.nl en is het vaak een samengevat bericht en is het niet letterlijk overgenomen)
BC 051025delpher Soerabaija. Schepen liggende ter rede. O.a. schip BANTJAR.
BC 050726delpher Samarang, aangekomen: 26 juni. O.a. schip BANTJAR, kapt. P.F. Levingston, van Batavia, passagier: mevrouw Westfall.
BC 310727 Batavia, vertrokken: 29juli. O.a. schip BANTJAR, kapt. P.F. Livingston, naar Samarang, met Zr. Ms. troepen.
JC 200629delpher Batavia, vertrokken: 19 juni. Schip BANTJAR, kapt. P. Livingston, naar Samarang.
JC 200629delpher Samarang, vertrokken: 11 juni. o.a. schip BANTJAR, kapt. Livingston, naar Batavia, passagiers: de heren Buttenan en De la Plaine.
JC 280729delpher Samarang, vertrokken: 20 juli. O.a. schip BANTJAR, kapt. Livingston, naar Soerabaija, passagiers: de heren M. de Routon en Van Amstel.
JC 311029delpher Batavia aangekomen. 28 oktober, o.a. schip BANTJAR, kapt. P.F. Levingston, van Indramaijoe de 25e oktober.
JC 091230delpher Op de 23e november ll. is aan boord van het schip BANTJAR, te Samarang, overleden de stuurman James Warvaele Veening. Degene welke iets te vorderen heeft of verschuldigd is gelieve daarvan opgave te doen, binnen de tijd van 6 weken, aan de testamentaire executeur.
H. van Gessel.
Batavia, 8 december, 1830.
JC 020330delpher Soerabaija, vertrokken: (Is deze passagier, de volgende kapt. op de BANTJAR??) Vertrokken 21 februari, bark REGRET, kapt. J. Kerr, naar Banda, passagier: de heer J.M. Matzen.
JC 021130delpher Batavia, aangekomen: 30 oktober. O.a. schip BANTJAR, kapt. J.M. Matzen, van Soerabaija de 23e oktober met Z.M. Ms. troepen.
JC 150932delpher Batavia, vertrokken: 14 september. O.a. bark MATHILDA, kapt. W. Muhldorff, naar Soerabaija.
JC 251032delpher Batavia, vertrokken: 23 oktober. O.A. bark MATHILDA, kapt. W. Muhldorff, naar Padang, met Zr. Ms. troepen.
JC 251232delpher Batavia aangekomen. 21 december o.a. bark MATHILDA, kapt. W. Muhldorff, van Padang de 11e december, met Zr. Ms. troepen.
JC 050133delpher Batavia, vertrokken: 4 januari, bark MATHILDA, kapt. W. Muhldorff, naar Sinkapoer.
JC 060433delpher Batavia, aangekomen: 4 april. O.a. bark MATHILDA, kapt. W. Muhldorff, van Sinkapoer de 13e maart, passagier, de heer J.E. Herderschee.
JC 230433delpher Batavia, vertrokken: bark MATHILDA, kapt. G. King, naar Soerabaija, [assagier de heer R. Addison.
JC 250933delpher Batavia, vertrokken: 23 September, bark MATHILDA, kapt. F.F. Levingston, naar Sumanap.
JC 111233delpher Batavia, 9 december 1833. Door nadere berichten, heeft de onzekerheid opgehouden die, ten aanzien van het verongelukken van een vaartuig op de hoogte van Patjitan, bestond.
Zeventien inlanders, die in de baai van Soembring, met een barkus waren aangekomen, voorgevende dat zij op een reis van Balie naar Samarang, bij een storm, hun vaartuig hadden verloren, zijn gebleken te behoren tot de equipage van de bark MATHILDA, welk schip men reeds veronderstelde dat afgelopen was, gelijk dan ook door de gemelde inlanders bevestigd is, die, inmiddels in hechtenis gesteld zijnde, erkend hebben dat zij de gezagvoerder Levingston, benevens zijn tienjarige zoon, de stuurman, de konstapel, bottelier, een inlandse vrouw en twee inlandse matrozen vermoord hebben, dat zij het vaartuig daarna hebben doen zinken, en zich vervolgens met de barkas naar wal hebben begeven, in de hoop van aldaar te kunnen ontvluchten.
Het schijnt nu, dat de verklaring van de in de dessa Damas, aangehouden matroos, omtrent het schip van Timor, een louter verdichtsel geweest is, en dat hij wel degelijk tot de equipage van de MATHILDA behoorde, weshalve hij de te Patjitan aangespoelde voorwerpen, natuurlijk niet wilde herkennen.
JC 190434delpher Pro Justitia. De ondergetekende waarnemend Resident van Kediri, roept bij deze op, allen en een iegelijk, welke vermenen enig recht of aanspraak te hebben, op enige alhier achterhaalde goederen, afkomstig van de in de maand november ll., op de hoogte van Patjitan afgelopen bark MATHILDA, bestaande in:
Een barkas, een zilveren horologie, vier stellen gouden knoopjes, vier paren gouden oorkrabben, een goud spelletje, enig defect zilverwerk, vier sabels en een pistool, benevens enige kledingstukken en NLG 1.369,60 zilvergeld, welke laatste evenwel voldoende is gebleken te zijn Gouvernementsgeld, om hun vermeende pretentie deswege te komen aangeven; zullende ingeval zich niemand mocht op doen, met deze goederen worden gehandeld, overeenkomstig de deswegen bestaande bepalingen.
De Waarnemend Resident voornoemd Baud.
Kediri, 8 april 1834.
JC 190734delpher Voor het Land. Alzo President en Leden in de Raad van Justitie te Soerabaija, op het daartoe door Mr. Abraham Anton van Vloten, Fiscaal bij de gemelde Raad, gedaan verzoek, hebben verleend appointement van citatie bij edicte ad valvas curia , tegen alle degenen, die vermenen enig recht of aanspraak op de navolgende gelden en goederen te hebben, als:
1. Op een somma van NLG 1.370,50, bij zeevarenden gevonden, die in de maand november 1833, de bark MATHILDA, gezagvoerder Levingston, hebben afgelopen en geplunderd;
2. Op de volgende goederen, mede bij gemelde zeevarenden gevonden, bestaande in: een horologie, dertig gouden knoopjes, vier paar oorkrabben, een gouden speld, zeven zilveren ringen, een zilveren ketting, enig zilverwerk, vier sabels, een pistool en enige kledingstukken, bestaande uit zeven sarongs, een zijden slendang, een baatje, een hoofddoek en een zwart vest;
3. Op een barkas, van buiten zwart en van binnen groen geschilderd, lang 24 en breed 7 voet, in de maand april jl., aan het strand te Passonsangang, eiland Madura, aangespoeld;
Zo is het, dat ik Johannes Heijnneman, tweede deurwaarder en gezworen exploiteur bij de Raad van Justitie te Soerabaija, voor de eerste maal dagvaard alle degenen, die vermenen enig recht of aanspraak op de hierboven omschreven gelden en goederen te hebben, om op woensdag, die zijn zal de 20e augustus 1834, des morgens ten half acht ure, in persoon dan wel bij gemachtigde te verschijnen ter openbare rolle van meermelde Raad, ten einde te aanhoren zodanige eis tot verbeurdverklaring, als door de impetrant alsdan zal worden genomen, daarop te antwoorden en verder te procederen volgens de wet, op verbeurte voor de nalatigen of niet verschijnenden, dat zij zullen worden verklaard van hun recht of aanspraak te zijn verstoken, en hun deswege zal worden opgelegd een eeuwig stilzwijgen.
Aldus geafficheerd en gepubliceerd van de puije van het raadhuis te Soerabaija, op woensdag de 9e juli 1834.
De 2e deurwaarder en gezworen exploiteur voornoemd.
J. Heijnneman.
Officiële documenten:
Datum ZB:
Naam:
Type:
ex Naam:
Eigenaar:
Kapitein:
Thuishaven:
Reden ZB:
Foto nr.:
Invent. Nr:
Bijzonderheden:
|
1831.01.10 / 6
MATHILDA
bark
ex-BANTJAR
W, FitzPaine
niet vermeld
Batavia
schip gekocht
IMG 9339, 9340
2541
|
Bronnen:
Regeringsalmanakken
Uitgegeven zeebrieven
www.delpher.nl
BC = Bataviaasche Courant
JC = Javasche Courant
|