1938-12-10: |
NvhN 14-04-1939: De Diana voer tegen Engelsch stoomschip aan. De Raad voor de Scheepvaart onderzocht de oorzaak van de aanvaring van het Groninger m.s. „Diana" en het Engelsehe „Enid Mary" op het Noordzeekanaal bij de Hembrug op 10 December j.l. Als getuigen werden gehoord de kapitein van het Nederlandsche schip, de loods van het Engelsche schip en een knecht van de Hembrug. De kapitein van de „Diana", een schip van 313 bruto register ton, verklaarde met zijn schip van Boulogne komende op weg naar Amsterdam te zijn geweest. Op den avond van den tienden December, even voor het invallen van de duisternis, kwam het schip bij de Hembrug. Van de brug af werd het rood groen sein gegeven, hetgeen beteekent dat de brug weldra zal opengaan. Op ongeveer 500 meter voor de brug werd gestopt en later is langzaam achteruitgeslagen. Het schip naderde tot bij het roode licht. Ik wilde juist achteruit gaan — aldus de kapitein — toen van de brug werd geroepen „vooruit". Het sein bleef op rood. Ik voer volle kracht door en zag toen het Engelsehe schip. Beide schepen hebben lang volle kracht achteruit gegeven, maar de aanvaring kon niet worden voorkomen. De verklaring van den scheepsregelaar van de Hembrug werd voorgelezen. Het was later gebleken, dat de knecht, in strijd met de order, het licht voor de richting Amsterdam op groen en dat voor de richting IJmuiden op rood had gezet. Vervolgens werd de loods van het Engelsehe schip gehoord. Deze verklaarde: toen de brug open was, werd het sein voor mijn schip op veilig gezet. De Raad zal verder beraadslagen en later uitspraak doen.
Algemeen Handelsblad 14-07-1939. Hembrugseinen verkeerd bediend. Raad voor de Scheepvaart doet uitspraak inzake aanvaring in het Noordzeekanaal. Verklikkerlichten noodzakelijk. De Raad voor de Scheepvaart heeft heden uitspraak gedaan inzake de aanvaring van het Nederlandsche motorschip „DIANA” met het Engelsche stoomschip „Enid Mary” in het Noordzeekanaal bij de Hembrug op 10 Dec. 1938. De Raad is van oordeel, dat deze aanvaring in hoofdzaak is terug te voeren tot het verkeerd bedienen van de seinen op de Hembrug door den brugwachter wegwerker bij de Nederlandsche Spoorwegen. Deze erkende ronduit een fout te hebben gemaakt en hij schreef dit hieraan toe, dat hij nog slechts kort op de Hembrug werkzaam was en nog niet voldoende op die hoogte was van de bediening der lichten, welke bediening, volgens dien getuige, geen eenvoudig werk is. Zoo kon het gebeuren, dat iedereen op de brug in de veronderstelling verkeerde, dat voor IJmuiden groen en voor Amsterdam rood werd getoond, terwijl in werkelijkheid het omgekeerde het geval was. Een verklikker of ander contrôlemiddel was, gelijk getuige verklaarde, niet aanwezig. Men moet naar het licht toegaan om te zien of het juiste sein wordt gegeven. Zoo kon zich ook het zonderlinge geval voordoen, dat de wnd. scheepsregelaar de „Diana” aanmaande om toch vooruit te slaan, terwijl dit schip, volgens verklaring van den kapitein, juist op het punt stond terug te keeren, omdat het sein voor IJmuiden op onveilig stond. Dit alles, terwijl de „Enid Mary” volkomen terecht, immers op het voor Amsterdam getoonde groene licht, aanstalten maakte om door de brug te gaan. Nog in ander opzicht heeft de op de brug gemaakte fout deze aanvaring in de hand gewerkt. Indien nl. de „Diana” tijdig groen had gekregen, was dit schip nimmer aan de verkeerde zijde van het vaarwater terechtgekomen en had het nimmer haar groene licht aan de „Enid Mary” kunnen toonen, hetgeen dit laatste schip aanleiding gaf haar tweestootssignaal te geven. Wat de „Diana” als een fout moet worden aangemerkt, is, dat zij, door de stoppalen heen, de brug tot op een afstand van 40 meter was genaderd. Dit had zij in geen geval mogen doen en het heeft den raad getroffen, dat dit is gebeurd, terwijl de „Diana” een loods aan boord had. Had de „Diana” zich aan het reglement gehouden, dan was hoogstwaarschijnlijk het „vooruit” roepen door den scheepsregelaar achterwege gebleven, met alle gevolgen van dien. Hoogstwaarschijnlijk zal bij bedoelde overtreding het sein om zich gereed te houden voor de doorvaart, in verband met de grootte van het schip, een rol hebben gespeeld. Hiermede is niet gezegd, dat bij de toedracht van deze aanvaring de fout van de brug kan worden uitgeschakeld. Integendeel moet, gelijk gezegd, deze fout als de hoofdzaak van deze aanvaring worden aangemerkt en de raad wil er ten slotte op wijzen, dat dit geval wel duidelijk heeft geleerd, hoe ongewenscht het is, wanneer de bediening van het seinen — zooals hier, volgens de verklaring van getuige het geval was — zelfstandig aan eerstbeginnenden wordt overgelaten. Immers, genoemde getuige verklaarde zelf met de bediening der seinen niet voldoende vertrouwd te zijn geweest. Voorts is het zeer wenschelijk, dat de stand der seinlichten door verklikkerli chten aan den seingever worde bekend Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Vrijdag 28 en Zaterdag 29 Juli 1938, no.146. No 93. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de aanvaring van het Nederlandsche motorschip Diana niet het Engelsche stoomschip Enid Mary in het Noordzeekanaal bij de Hembrug. Op 10 December 1938 is het Nederlandsche motorschip Diana in het Noordzeekanaal bij de Hembrug in aanvaring gekomen met het Engelsche stoomschip Enid Mary. In overeenstemming met liet voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van deze aanvaring zou instellen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 14 April 1939 buiten tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart of diens plaatsvervanger, die beiden verhinderd waren de zitting bij te wonen. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde als getuigen: Arien Doeksen en Hendrik van Keulen, onderscheidenlijk kapitein op de Diana en loods op de Enid Mary ten tijde van de aanvaring, zoomede Albertus Zondervan, wegwerker bij de Nederlandsche spoorwegen, die destijds dienst deed op de Hembrug. De verklaring van den vervangend scheepsregelaar den gepensionneerden loodsschipper Jan Arnoldus Koningstem, bij gemeld voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie afgelegd, is door den secretaris ter zitting voorgelezen. Uit de verklaringen en bescheiden is den Raad het volgende gebleken: De Diana is een Nederlandsch motorschip, metende 312,91 bruto-, 148,54 netto-registerton, roepnaam P D P Q, lang 127 voet 7 duim, breed 24 voet 1 duim en toebehoorende aan J. de Voogd, te Schiedam. Het schip is in het jaar 1936 te Delfzijl van staal gebouwd en uitgerust met een Brons-Dieselmotor van 195 pk. De Enid Mary is een Engelsch stoomschip, metende 582 bruto-, 291 netto -registerton, lang 174,5 voet, breed 28,6 voet en behoort toe aan de British Isles Coasters Ltd., te Cardiff. De door den kapitein en door den stuurman van de Diana, die op reis was van Boulogne naar Amsterdam, te Amsterdam afgelegde scheepsverklaring houdt o. m. in: Te 4.53 uur des namiddags bevond de Diana zich op de hoogte van de Fordhaven. Op de brug bevonden zich de kapitein Doeksen, de stuurman de Groot en de loods Groet. De machine werkte langzaam vooruit. Op de Hembrug werd groenrood geseind, hetgeen volgens den loods het sein was, dat de brug voor ons geopend werd. Aan den anderen kant van de brug werden twee tegenliggers gezien. Op 500 m vóór de brug werd de machine gestopt, terwijl het schip langzaam naar de brug dreef. Het sein op de Hembrug stond nog onveilig. De brug draaide open en was geheel geopend, toen de Diana tot op 150 m van de brug gekomen was. Het sein op de Hembrug bleef onveilig. Nu werd langzaam achteruit gegeven en de Diana kwam op ongeveer 40 m vóór de brug gestopt te liggen, de kop in de as van het vaarwater, het achterschip iets aan bakboord hiervan, als gevolg van wind en achteruitdraaien. Het schip was gereed om terug te keeren, daar het sein van de Hembrug nog steeds onveilig was. Op dit moment werd door den brugwachter „vooruit" geroepen en toen hieraan direct geen gevolg werd gegeven, werd door den brugwachter nogmaals „vooruit" geroepen. Hierop werd met s.b.-roer vol vooruit gegeven, terwijl van den anderen kant een schip, hetgeen later het Engelsche stoomschip Enid Mary bleek te zijn, recht op ons aan lag. Van dit schip werden een oogenblik later 2 korte stooten gehoord. De Diana, die toen al naar s.b.-zijde van het vaarwater liep, antwoordde met één korten stoot. Hierop gaf de Enid Mary weer 2 korte stooten en daarna de Diana weer één korten stoot. Direct hierop gaf de Enid Mary 3 korte stooten, hetgeen door de Diana beantwoord werd met 3 korte stooten en vol achteruit der machine. De Enid Mary liep hierna hard naar bakboord, scherend op onze b.b.-zijde en raakte met b.b.-boeg de Diana even vóór de midscheeps aan bakboord. Op de Diana werd daarna hard b.b.-roer en vol vooruit gegeven om het achterschip vrij te krijgen, doch de Enid Mary beschadigde nog de brug van de Diana met zijn anker. De aanvaring had plaats juist door de Hembrug aan s.b.-zijde van het vaarwater. De kapitein verklaarde nog, dat, toen hij voor het eerst 2 korte stooten van de Enid Mary hoorde, de Diana zich in het midden van de brugopening bevond; dat hij op dat oogenblik het toplicht en het roode boordlicht van het tegenkomende schip zag; dat na het voor de tweede maal wisselen der seinen het groene boordlicht zichtbaar werd. De verklaring van den loods van het stoomschip Enid Mary getuige H. van Keulen komt neer op het volgende: De Enid Mary kwam in den namiddag van 10 December 1938 omstreeks te 5 uur tegen den tijd van opening vóór de Hembrug. De brug werd geopend zonder dat eenig sein was gegeven. Zoodra de brug open was, zag hij aan den anderen kant twee toplichten, die flink openstonden, benevens een groen boordlicht. Dit deed hem veronderstellen, dat het schip den noordwal opzocht. Ter hoogte van de afstandspalen, op 500 m uit de as van de brug gekomen, toonde de brug groen. Hij naderde, steeds langzaam varende, de brug, de beide toplichten en het groene boordlicht vóór hem aan stuurboord houdende. Hij gaf hierop 2 korte stooten, met de bedoeling aan den verkeerden kant te passeeren. Het egenliggende schip, dat later bleek het motorschip Diana te zijn, kwam nu om de zuid. Een sein van één korten stoot heeft hij niet gehoord. Daarom gaf hij dadelijk na het sein van 2 korte stooten 3 korte siooten en sloeg volle kracht achteruit, met s.b.-roer. De Enid Mary raakte de Diana aan bakboord bij het breken van den boeg. Desgevraagd verklaarde deze getuige nog, dat het niets bijzonders was, dat een klein vaartuig als de Diana tegelijkertijd van den anderen kant naderde; dat hij voortdurend twee toplichten en groen van de Diana heeft gezien, totdat op het laatste oogenblik, toen dit vaartuig vlak bij den pijler plotseling overkwam, het roode boordlicht zichtbaar werd; dat de Enid Mary op het oogenblik van de botsing ongeveer 15 m van den noordelijken pijler was verwijderd; dat de wind Z.Z.O. was, kracht 3. De verklaring van den bij het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie gehoorden gezagvoerder van het Engelsche schip stemt in hoofdzaak met die van den loods overeen. De gepensionneerde loodsschipper Jan Arnoldus Koningstem heeft bij het voorloopig onderzoek o. m. verklaard: dat hij op 10 December 1938 als vervangend scheepsregelaar dienst deed op de Hembrug; dat, even voordat de brug zou worden geopend voor het tijdvak 17.53—18.06, er drie schepen voor de doorvaart gereed lagen, t. w. één uit de richting IJmuiden en twee uit de richting Amsterdam; dat deze beide laatste schepen tijdens het opendraaien van de brug zich nog buiten de 500-m-afstandspalen bevonden, terwijl het schip uit de richting IJmuiden reeds ter hoogte van de 150-m-stoppalen was; dat hij daarom alleen in de richting IJmuiden het flapsein rood-groen toonde, alvorens de brug te openen, ten teeken zich gereed te houden voor de doorvaart ; dat het zijn bedoeling was dit schip — het motorschip Diana — het eerst door te laten, daar er rondom de oostpijlers eenige bakken voor reparatie lagen, die het vaarwater eenigszins versperden, zoodat er na het passeeren van de Diana voor de van Amsterdam komende schepen een veilige doorvaart zou zijn; dat hij met den chef-brugwachter had afgesproken aan den kant van IJmuiden het sein groen te toonen en het aan den kant van Amsterdam rood te laten staan; dat de chef-brugwachter aan den brugwachter order gaf aldus te seinen; dat hij, nadatde brug geopend was, zag, dat de Diana achteruitsloeg en in schuinsche richting in de brugopening bleef liggen; dat hij dit schip daarop eenige malen toeriep vooruit te varen; dat het voorste schip uit de richting Amsterdam toen nog ter hoogte van de veerpont was; dat hij, even nadat de Diana weer verder voer, vernam, dat de brugwachter Zondervan de lichten verkeerd had getoond, nl. Amsterdam groen en IJmuiden rood; dat hij oogenblikkelijk order gaf het sein richting Amsterdam op rood te zetten, terwijl het sein richting IJmuiden rood bleef; dat hij niet begrijpt, waarom de Enid Mary 2 korte stooten gaf, nu de Diana met haar kop ongeveer midden in het vaarwater lag, het achterschip naar den noordwal, zoodat de Enid Mary onmogelijk stuurboord op stuurboord kon passeeren; dat de aanvaring plaats had bij het uiteinde van de brug aan den Amsterdamschen kant, terwijl de Diana ongeveer anderhalven meter vrij was van de aldaar liggende lichters. De brugwachter getuige A. Zondervan verklaarde: dat hij, zijnde wegwerker bij de Nederlandsche spoorwegen, sinds 19 November 1938 op de Hembrug dienst deed; dat hij nog geen voldoende routine had in het bedienen der lichten en in strijd met de bedoeling van den chef-brugwachter op 10 December de lichten verkeerd heeft bediend, zooals hij later heeft bemerkt, nl. zoo, dat Amsterdam groen had en IJmuiden rood; dat, zoodra de verkeerde stand der seinen was ontdekt, de fout dadelijk is hersteld; dat de schepen elkaar meer aan den zuidkant van het vaarwater dan in het midden daarvan hebben geraakt. De ltaad is van oordeel, dat deze aanvaring in hoofdzaak is terug te voeren tot het verkeerd bedienen van de seinen op de Hembrug door den brugwachter A. Zondervan, wegwerker bij de Nederlandsche spoorwegen. Deze erkende ronduit een fout te hebben gemaakt en hij schreef dit hieraan toe, dat hij nog slechts kort op de Hembrug werkzaam was en nog niet voldoende op de hoogte was van de bediening der lichten, welke bediening, volgens dien getuige, geen eenvoudig werk is, zoo kon het gebeuren, dat iedereen op de brug in de veronderstelling verkeerde, dat voor IJmuiden groen en voor Amsterdam rood werd getoond, terwijl in werkelijkheid het omgekeerde het geval was. Een verklikker of ander controlemiddel was, gelijke getuige Zondervan verklaarde, niet aanwezig. Men moet naar het licht toegaan om te zien of het juiste sein wordt gegeven. Zoo kon zich ook het zonderlinge geval voordoen, dat de waarnemend scheepsregelaar Koningstem de Diana aanmaande om toch vooruit te slaan, terwijl dit schip, volgens verklaring van den kapitein, juist op het punt stond terug te keeren, omdat het sein voor IJmuiden op onveilig stond. Dit alles, terwijl de Enid Mary volkomen te recht, immers op het voor Amsterdam getoonde groene licht, aanstalten maakte om door de brug te gaan. Nog in een ander opzicht heeft de op de brug gemaakte fout deze aanvaring in de hand gewerkt. Indien nl. de Diana tijdig groen had gekregen, was dit schip nimmer aan de verkeerde zijde van het vaarwater terechtgekomen en had het nimmer haar groene licht aan de Enid Mary kunnen toonen, hetgeen dit laatste schip aanleiding gaf haar tweestootssignaal te geven. Hoewel dus deze aanvaring in hoofdzaak tot de verkeerde seingeving op de brug is terug te voeren, moet nog worden nagegaan, of onder de nu eenmaal gegeven omstandigheden door de beide schepen de juiste maatregelen zijn getroffen. De Raad stelt hierbij op den voorgrond, dat tusschen de wederzijds afgelegde verklaringen geen eenstemmigheid bestaat. De loods van de Enid Mary verklaart uitdrukkelijk, dat door dit schip slechts éénmaal — nl. toen de Diana groen toonde — het sein van 2 korte stooten is gegeven en dat, toen daarna de Diana naar den zuidkant overschoor, onmiddellijk 3 korte stooten zijn gegeven. De Raad acht deze verklaring aannemelijk, in het bijzonder ook, dat de Diana inderdaad haar groene licht heeft getoond, daar dit de eenige aanleiding voor de Enid Mary kon zijn om 2 korte stooten te geven. De verklaring van den kapitein van de Diana, dat tweemaal de seinen van resp. 2 korte stooten en één korten stoot zijn gewisseld, komt den Raad zeer onwaarschijnlijk voor. Overigens is dit laatste verschil niet van groot belang. Wat nu de door de beide schepen gevolgde navigatie betreft, op die van de Enid Mary heeft de Raad geen aanmerkingen. Met de Diana is het in zooverre anders gesteld, dat dit schip de bejjalingen van het hier geldende reglement niet heeft in acht genomen. De Raad acht het begrijpelijk, dat de Diana, op het geroep „vooruit" van de brug af, inderdaad is komen opzetten, doch strikt genomen was dit toch niet juist en had de kapitein beter gedaan om terug te roepen, dat het sein voor hem op onveilig stond. Ware dit toen tot den scheepsregelaar doorgedrongen, dan is het nog de vraag wat deze gedaan zou hebben, wanneer hij zich er van had overtuigd, dat de Enid Mary kwam opzetten. Wat echter aan de Diana wel als een fout moet worden aangemerkt, is, dat zij, door de stoppalen heen, de brug tot op een afstand van 40 m was genaderd. Dit had zij in geen geval mogen doen en het heeft den Raad getroffen, dat dit is gebeurd, terwijl de Diana een loods aan boord had. Had de Diana zich aan het reglement gehouden, dan was hoogstwaarschijnlijk het „vooruit" roepen door den scheepsregelaar achterwege gebleven, met alle gevolgen van dien. Hoogstwaarschijnlijk zal bij bedoelde overtreding het sein om zich gereed te houden voor de doorvaart, in verband met de grootte van het schip, een rol hebben gespeeld. Hiermede is niet gezegd, dat bij de toedracht van deze aanvaring de fout van de brug kan worden uitgeschakeld. Integendeel moet, gelijk gezegd, deze fout als de hoofdoorzaak van deze aanvaring worden aangemerkt en de Raad wil er ten slotte op wijzen, dat dit geval wel duidelijk heeft geleerd, hoe ongewenscht het is, wanneer de bediening van de seinen — zooals hier volgens de verklaring van getuige Zondervan het geval was — zelfstandig aan eerstbeginnenden wordt overgelaten. Immers, genoemde getuige verklaarde zelf met de bediening der seinen niet voldoende vertrouwd te zijn geweest. Voorts is het zeer wenschelijk, dat de stand der seinlichten door verklikkerlichten aan den seingever kenbaar worde gemaakt. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, A. L. Boeser en J. N. Egmond, leden, R. Kramer en B. Kruys, buitengewone leden, in ttegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 14 Juli 1939. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris. |