1950-01-27: |
Op weg van Newburg naar Londen op de Theems ter hoogte van de Tower Bridge aangevaren door het Britse kolenschip 'Colonel Crompton'. Het zonk binnen vier minuten maar de bemanning werd gered. Op 4 februari geborgen, voorlopig hersteld, en op eigen kracht naar de werf van Sander in Delfzijl gevaren voor reparatie’s en hermotorisatie.
NvhN 27-01-1950: Vanochtend vroeg is het 240 ton metende motorschip DELTA van de rederij Davids uit Delfzijl, komende met een lading macadam van Newburgh, na een aanvaring met het Britse kolenschip Colonel Crompton vlak bij de Tower Bridge in de Theems gezonken. De aanvaring met de bijna 1500 ton metende boot van de British Electricity Authority geschiedde om ongeveer vier uur. Het was donker en boven de rivier hing een zware mist, waardoor het zicht op het moment van de botsing slechts 10-15 meter bedroeg. Een wachtsman van een nabijgelegen motorschip verklaarde dat hij in het Nederlands hoorde roepen door enkele mensen. Ook hoorde hij fluiten. Hij zag het rode licht van de Delta overhellen en onder water verdwijnen. Binnen vier minuten was de Groninger coaster gezonken. Politieboten en sleepboten — het is ter plaatse druk op de Theems; de Londense zakenwijk ligt slechts enkele honderden meters van de plek waar het ongeval geschiedde — ontstaken de zoeklichten. Gelukkig lag de loodsboot nog langszij van de Delta, welke op weg was naar Wandsworth, dat boven Londen is gelegen. De uit zes koppen bestaande bemanning van de Delta werd binnen 20 minuten na de aanvaring aan land gebracht. De aanvaring gebeurde in een bocht van de rivier. Er was juist een loods aan boord gekomen. De twee zoons van de loods, die de bemanning van het loodsbootje uitmaakten, hoorden de aanvaring gebeuren. Zij konden snel hulp bieden; overigens geen minuut te vroeg. Volgens de loods is een lid der bemanning, Kraker, op het laatste ogenblik overboord gesprongen. Hij kon worden opgepikt. De rest van de bemanning en de loods konden in het loodsboot je overstappen. De Theems is voor deze Groninger coaster. Geen prettig vaarwater. Enkele jaren geleden n.l. kwam de Delta te Vauxhall in botsing met een brug, waardoor een enorme dekschade werd aangericht, terwijl kapitein Oosting uit Stadskanaal, die ook nu het bevel voerde, bij die gelegenheid een oor verloor. De Delta is in het vaarwater gezonken. Men vermoedt, dat het schip kan worden gelicht. Er is een wrakboei gelegd op de plaats van de scheepsramp.
De Volkskrant 28-01-1950: Engels kolenschip vaart „Delta” aan Nederlanders overleven schipbreuk op Theems. Bemanning (5 koppen) sprong over in loodsboot.
(Van onze correspondent) Londen, 28 Jan- Vanmorgen om vier uur is de Nederlandse kustvaarder „Delta” op de Theems in de mist aangevaren door een Engels kolenschip en onmiddellijk gezonken. De vijf leden van de Nederlandse bemanning en de Engelse loods werden gered. De Nederlanders zullen misschien Zondagmiddag reeds in Delfzijl arriveren. Het ongeluk gebeurde vlak bij Tower Bridge. De „Delta" meet 200 ton en is eigendom van de rederij B. Davids uit Delfzijl. Het schip bracht voor een Engelse maatschappij een laling graniet van Dundee (Schotland) naar Londen. Het vertrok Maandag uit Dundee. De „Colonel Crompton, het Engelse kolenschip, 1495 ton groot, voer tegen de „Delta" aan en sloeg een gat aan bakboord. De „Delta" kreeg onmiddellijk veel water in en maakte zwaar slagzij. Het ongeluk gebeurde op een plek, waar het water ondiep is. Vanmiddag stak een stuit van de „Delta" boven de waterspiegel uit. Dat er geen slachtoffers zijn gevallen is te danken aan het feit, dat alle vijf leden van de bemanning aan dek waren, toen .het ongeluk gebeurde. Het mistte zwaar. De „Colonel Crompton" had aanvankelijk aan de goede zijde van de Theems gevaren, maar voer later uit de koers. De bemanning van de „Delta" zag het gevaar. De machines stonden echter stil en er was geen tijd meer om te ontwijken. De „Colonel Crompton" duwde de boeg in de romp van de zwenkende „Delta". Zij voer toen even achteruit en daarna opnieuw tegen de „Delta". Deze poging om het gat te dichten, lukte echter niet. Het water liep snel de romp binnen. Kok van Delle uit 't Zand, die juist naar boven kwam met een kopje thee, liet zijn presenteerblaadje maar vallen en rende naar het dek „Dan maar geen thee, dacht ik" Vier minuten na de aanvaring was iedereen van boord. Kapitein Oosting, stuurman Van Baarsen uit Amsterdam, loods Windle en de schepelingen Van Dijk en Van Delle zijn overgesprongen op het bootje, waarmede de loods was gebracht. Kraker uit Schoondijke, het vijfde lid van de bemanning, was te laat. Hij was naar het gat in de romp gaan kijken toen hij terugkeerde. Hij sprong in het ijskoude water. Simon moest hard zwemmen om niet onder de zinkende „Delta" te verdwijnen en verward te raken in de schroef. Hij schreeuwde om hulp. De stroming in de Theems wal sterk. De koude maakte het hem bijna onmogelijk zijn armen te gebruiken. Na enkele minuten kregen de geredden in de sloep hun maat in de gaten en haalden hem aan boord- Simon was half bewusteloos van koude en uitputting. Hij had veel water binnengekregen. De „Delta" kapseisde. Motorboten van de Londense waterpolitie waren onmiddellijk op de plaats des onheils
Trouw 28-01-1950: Hoe de gekapseisde „Delta” in de Theemsmonding verging. Kapitein Oosting (in een rammelende taxi), vertelt zijn wederwaardigheden.
(Van onze Londense correspondent) Op een steenworp afstands van de Londense Towerbridge in de verradelijke stroming van Engelands hartader de Theems ligt sinds gistermorgen een gekapseisd Nederlands schip. Het is de 200 ton metende kustvaarder Delta, die, zoals wij reeds meldden, in de vroege en donkere morgenuren door het zevenmaal zo grote Engelse kolenschip Crompton werd geramd en binnen drie minuten is gezonken. De bemanning van vijf koppen kon zich tijdig in veiligheid stellen, alhoewel de redding van matroos S. de Kraker uit Schoonedijke niet zonder moeite ging. In een rammelende Londense taxi vertelde kapitein Oosting ons gistermiddag, hoe hij zijn met graniet geladen schip in een dikke Theemsmist had verloren. Evenals zijn bemanning was deze stoere Groninger bijna al zijn persoonlijke bezittingen kwijt geraakt en de kleren die hij droeg, alsmede de schoenen, die hij aan had waren hem door de helpende hand van het Engelse zeemanshuis verstrekt. De Delta, zo verhaalde de kapitein, had juist een loods aan boord genomen toen het plotseling door het Engelse kolenschip aan bakboordzijde werd geramd. De scheepskajuit van het kustvaartuig werd opengescheurd en het water gulpte met zulk een snelheid binnen, dat het schip ogenblikkelijk begon te zinken. Met man en macht had de kapitein nog geprobeerd het schip op de wal te zetten, maar daar het sterk naar stuurboordzijde begon over te hellen slaagde hij hier niet in. Onder de bemanning, die zich op het ogenblik van de ramp aan dek bevond, ontstond geen paniek. Toen het voorschip al geheel blank stond stapten zij rustig in het ijlings teruggekeerde loodsbootje over, direct gevolgd door de loods en de kapitein. In de verwarring van het ogenblik bemerkten zij echter te laat, dat matroos de Kraker zich nog aan boord bevond. Deze laatste had, zoals hij ons later vertelde, nog geprobeerd iets van zijn bezittingen te redden, maar was door het snel binnen-stromende water afgesneden. Het schip helde toen al flink over en matroos De Kraker wist niet beter te doen dan in het water te springen. Hoewel een goed zwemmer werd hij weldra door de intense koude bevangen maar kon nog juist door het loodsbootje worden opgepikt. Stuurman Van Baarzen uit Amsterdam vertelde nog, dat het Britse kolenschip waarschijnlijk te ver naar links is uitgeschoten toen het zich naar de vaargeul wilde begeven. De Delta bevond zich in de juiste koers en had zo goed als geen vaart. Daar het gekapseisde schip zich in het vaarwater van de Theems bevindt zal men vandaag reeds pogingen in het werk stellen om het te lichten. De Delta is het eigendom van de rederij Davidsen te Delfzijl.
NvhN 04-02-1950: M.s. DELTA niet verloren. Het onlangs op de Theems gezonken te Delfzijl thuis behorende m.s. Delta blijkt niet verloren te zijn. Het schip, dat opzij lag, is thans rechtgezet en er wordt getracht de lading te lossen. Voorlopige dichting zal plaats vinden, waarna het schip in een dok geheel zal worden hersteld.
NvhN 24-02-1950: De Delta gelicht. Naar Nederland om gerepareerd te worden. De kustvaarder Delta van de rederij Davids uit Delfzijl, welke na een aanvaring met een Engelse kolenboot op de Theems zonk, is thans gelicht en naar de Londense haven gesleept, waar de grote gaten, door de aanvaring ontstaan, voorlopig gedicht werden. Het schip wordt thans naar Nederland gesleept en zal op een scheepswerf te Terneuzen definitief worden hersteld. Het wordt vandaag in Nederland verwacht.
Trouw 25-02-1950: Het m.s.”Delta”. De kustvaarder „Delta", gesleept door de Engelse sleepboot „Priseman", die in de Theems was gezonken en inmiddels is gelicht, passeerde gistermiddag Vlissingen, op weg naar Terneuzen, waar het schip zal worden gerepareerd.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Donderdag 12 April 1951.no.71 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart: No.20 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake het zinken van het motorschip „Delta" ten gevolge van aanvaring met het Engelse stoomschip „Colonel Crompton" op de Thames bij London Docks. Op 27 Januari 1950 is het motorschip ,,Delta", toen het op reis van Newburgh naar Wandsworth tijdens mist onder loodsaanwijzing varende was op de Thames, aangevaren door het Engelse stoomschip „Colonel Crompton", waardoor een gat aan b.b.-midscheeps ontstond, ten gevolge waarvan de „Delta' spoedig zonk. Alle opvarenden werden gered. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze aanvaring. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 22 Februari 1951, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart C. Moolenburgh. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein, de roerganger en de bestman van de „Delta", de te Londen afgelegde scheepsverklaring, zomede van getuigenverklaringen van de bestman en de motordrijver van de „Delta" en van de kapitein van het motorschip „Hebe Nobel", zomede van door het Ministry of Transport toegezonden verklaringen van de kapiteins van de „Delta" en de „Colonel Crompton". Getuigen zijn in deze zaak door de Raad niet gehoord. Uit de bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Delta" is een Nederlands schip, toebehorende aan de heer D. Davids, te Delfzijl. Het meet 199.75 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 150 pk Brons-diesel. Op 26 Januari 1950 voer de „Delta", op reis van Newburgh naar Wandsworth, met een lading macadam de Thames op en maakte wegens mist te 15.00 uur vast op de Greenwichboei. De diepgang was vóór 7'3", achter 8'6". Inclusief de kapitein bestond de bemanning uit vijf personen. Op 27 Januari te 3.00 uur werd de reis vervolgd. Het was toen mooi, helder weer, maar weldra kreeg men last van mistvlagen, tijdens welke het zeer dik was; daartussen was het zicht 300 meter. De vaart werd geminderd tot langzaam, afwisselend werd gestopt. De kapitein bevond zich met de roerganger op de brug; de bestman stond voorop als uitkijk. Men voer met de vloed mee aan de s.b.-zijde van het vaarwater en gaf de voorgeschreven mistseinen. Terwijl tussen 3.30 en 3.40 uur tegenover Cherry Gardens Pier een loods werd overgenomen, werd de ,,Delta" voorbijgevaren door het meeliggende Nederlandse motorschip ,,Hebe Nobel", waarvan men voortdurend na voortzetten der reis het heklicht op ongeveer 300 meter vooruit zag, even aan bakboord. In overleg met de loods werd besloten door te varen tot Towerpier en daar te meren. Op een gegeven moment zag men links van de ,,Hebe Nobel" het rode vuur van een tegenkomer, die juist dit vaartuig was gepasseerd en die. later bleek het Engelse stoomschip „Colonel Crompton" te zijn. De ,,Delta" gaf, om meer ruimte te geven, s.b.-roer en 1 stoot, slechts langzaam varend, daar de schroef gestopt was. De tegenligger veranderde echter koers naar bakboord, zodat beide zijlichten werden gezien. De kapitein van de ,.Delta" nam nu zelf het roer, draaide dit stuurboord aan boord en gaf 1 stoot en zette de motor op volle kracht vooruit. De „Colonel Crompton" kwam snel naderbij en gaf dan 3 korte stoten, maar raakte te ongeveer 4.00 uur met haar steven de „Delta" b.b.-midscheeps en maakte daarbij een gat van 50 bij 75 cm, gedeeltelijk onder water. Daar de kapitein vreesde, dat de „Delta" zou zinken, wilde hij trachten de Noordwal te bereiken om haar daar aan de grond te zetten. De „Delta" bleef volle kracht draaien; op verzoek trachtte de „Colonel Crompton", de steven in het gat houdende, haar eveneens naar de noordkant te drukken, maar de „Delta" zonk na een paar minuten, draaide eerst naar bakboord en viel dan plat op s.b.-zij. De opvarenden werden door de meevarende loodsmotorboot aan boord genomen; de roerganger moest te water springen en werd daaruit opgepikt. Op 2 Februari is de „Delta" gelicht, op 3 Februari in het dok opgenomen en 23 Februari naar Terneuzen gesleept. De kapitein van de „Hebe Nobel" heeft verklaard, dat zijn schip ter hoogte van London Docks door de „Colonel Crompton" op normale wijze werd gepasseerd, rood op rood. Daarna zag hij de ander, welks vaart hij schatte op 3 mijl, koers veranderen naar bakboord, zeker 40°, zodat hij weer het b.b.licht zag. Hij dacht toen wel, dat de „Delta" daar last van kon hebben, maar had dan alle aandacht te besteden aan de eigen navigatie. Van de zijde van de „Colonel Crompton" is verklaard, dat dit schip 1495 bruto-registerton meet; zij voer op 27 Januari leeg de rivier af. De diepgang was vóór TT.", achter 12'. Zij voerde de boordlichten en een heklicht, maar, omdat de mast gestreken was, geen toplicht, maar in plaats daarvan een wit licht op de boeg, even hoog als de boordlichten. De vaart was 4 mijl door het water. Toen zij de Tower-bridge passeerde, gaf zij een attentiesein. De kapitein was met de loods en een roerganger op de brug, vóórop stond de stuurman met twee matrozen. Kort nadat het schip goed koers lag, aan de zuidzijde van het vaarwater, zag men op s.b.-boeg toplicht rood van een tegenkomer, die iets naar het Noorden lag. De lichten van Cherry Garden Pier waren recht vooruit. De „Colonel Crompton" gaf s.b.-roer en 1 stoot, hoorde ook 1 stoot als antwoord en passeerde de ander aan bakboord. East Lane Pier was toen dichtbij aan s.b.- zij. Toen het andere schip vrij was, zag men op een kabel afstand op s.b.-boeg het rode licht van een andere tegenkomer en dan ook het toplicht, dat blijkbaar afgedekt geweest was door de eerste tegenligger. De „Colonel Crompton" gaf s.b.roer en 1 stoot en toen geen antwoord werd'gehoord, gaf zij hard stuurboord en nog eens 1 stoot, maar gaf dan volle kracht achteruit en 3 stoten. Het leek evenwel alsof het andere schip, het motorschip „Delta", door de stroom op de boeg van de „Colonel Crompton" werd gezet. De aanvaring geschiedde te 4.01 uur aan de zuidzijde van het vaarwater ter hoogte van Chamber's Wharf. De „Colonel Crompton" werd naar bakboord omgezet en gaf nu langzaam vooruit om de „Delta" buiten het vaarwater aan de grond te zetten. De „Delta" zonk evenwel aan de noordzij van het vaarwater. De inspecteur voor de scheepvaart voert aan, dat het jammer is, dat deze aanvaring moest worden behandeld buiten aanwezigheid van getuigen, daar bij het vóóronderzoek afwijkende verklaringen zijn afgelegd. De inspecteur gaat vervolgens de wijze van varen van de ..Delta" na en meent, dat dit schip op zorgvuldige wijze de Thames opvoer. Nadat de loods aan boord was gekomen, was het zicht nog zo, dat de uitkijk beide oevers kon zien, zodat er geen bezwaar tegen was, voorzichtig varende naar de boeien bij de Tower-bridge te gaan. De „Delta" voer zeër langzaam; dit is ook door het Engelse schip niet tegengesproken. Zowel de opvarende van de „Delta" als de kapitein van de „Hebe Nobel" hebben verklaard, dat de „Colonel Crompton", die door de zuidelijke doorvaart van de Tower-bridge was doorgevaren, na het passeren van de „Hebe Nobel", welke middenvaarwaters voer, sterk bakboord uitdraaide, zodat men op de „Hebe Nobel" weer het rode licht zag in plaats van het heklicht. De Engelse kapitein geeft echter aan, dat hij in de asrichting der rivier stomende, na het passeren aan bakboord van een vaartuig, de „Hebe Nobel", dichtbij op s.b.-boeg het rode licht van de „Delta" verkende én direct daarna het toplicht. Deze lichten zouden daarvóór afgedekt zijn geweest door de „Hebe Nobel", die vóór het passeren aan b.b.-zij van zijn s.b.-zij naar bakboord was overgelopen. Dan zouden de „Hebe Nobel" en de „Delta" beide aan de verkeerde kant van het vaarwater hebben gezeten. Dit lijkt niet waarschijnlijk, vooral niet voor de „Delta", waarop juist een P.L.A.pilot was geëmbarkeerd. De lichten van de „Delta" kunnen over s.b.-boeg van het Britse schip zijn verkend, indien dit na het passeren van de „Hebe Nobel" een aanzienlijke keerswijziging naar bakboord heeft gemaakt. De kapitein van de „Colonel Crompton" verklaart echter, dat hij s.b.-wal hield en niet bakboord is uitgegaan om na passeren van de „Hebe Nobel" weer middenvaarwaters te komen. Zijn schip zou de lichten van Cherry Garden Pier recht vooruit hebben gehad en de „Delta" zou zich geheel aan haar b.b.-zijde van het vaarwater hebben bevonden. Daar de loods van Cherry Garden Pier per motorsloep naar de noordzijde van het vaarwater was gekomen om op de „Delta" over te gaan en men op de „Delta" de „Hebe Nobel" even op- b.b.-boeg peilde, lijkt het niet waarschijnlijk, dat de „Delta" ten zuiden van de aslijn van het vaarwater zou zijn gekomen, tenzij dit schip door een naar de buitenbocht trekkende vloedstroom naar de zuidelijke oever zou zijn gestuwd. De „Delta" zou dan niet gestrekt in de rivier hebben gelegen. Bij gebrek aan getuigen is dit niet verder uit te zoeken, doch het lijkt onwaarschijnlijk, dat de ,,Delta" onder loodsaanwijzing zo ver om de Zuid zou zijn gekomen als de Britse kapitein verklaart. Wat de manoeuvre van de ,.Delta" betreft om volle kracht vooruit te gaan in plaats van achteruit te slaan, toen het gevaar voor aanvaring dreigde, meent de inspecteur, dat deze alleen kan worden beoordeeld, wanneer men geheel op de hoogte is van de onderlinge positie der schepen. Ook al moet als regel worden aanbevolen de vaart uit het schip te halen, er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat goed zeemanschap vereist van deze algemene regel af te wijken. Na de aanvaring heeft de „Colonel Crompton" nog getracht de ,,Delta" zoveel mogelijk onder de Noordwal te brengen, opdat dit schip geen obstakel in het vaarwater zou vormen. Hierin ligt wel opgesloten, dat de aanvaring niet onder de zuidwal heeft plaats gehad. De „Delta" zonk echter zo snel, dat ze aan de noordzijde van de vaargeul onder water verdween. De inspecteur meent aan de hand der ter beschikking zijnde bescheiden geen aanmerking te mogen maken op het gevoerde beleid van de kapitein van de „Delta". Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Gezien het feit, dat de verklaringen, bij het vooronderzoek afgelegd door beide partijen, op een belangrijk punt met elkaar in tegenspraak zijn, kan de Raad niet met zekerheid vaststellen hoe de aanvaring heeft plaats gevonden, ten gevolge waarvan het motorschip „Delta" op 27 Januari 1950 op de Thames bij London Docks is gezonken. De Raad is overtuigd, dat tot kort vóór de aanvaring de „Delta" met voorzichtigheid en goed zeemanschap heeft gevaren. Daar de opvarenden van de „Delta" en van de „Hebe Nobel" hebben verklaard, dat deze schepen niet aan de verkeerde kant van het vaarwater voeren, maar dat de „Colonel Crompton" na het passeren van de „Hebe Nobel" belangrijk naar bakboord draaide, is de Raad eerder geneigd deze verklaringen voor waar aan te nemen dan die van de opvarenden van het Engelse schip, waaruit zou moeten blijken, dat dit laatste schip s.b.-wal hield, maar de beide andere hun verkeerde wal voeren. De Raad maakt geen aanmerking op de wijze van varen van de „Delta", voor zover de Raad deze uit de stukken kan beoordelen, en evenmin op de manoeuvre, op het laatste moment door de kapitein van dit schip uitgevoerd, toen de aanvaring dreigde. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, C. H. Brouwer, S. Vlietstra en L. Meulman, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad van 3 April 1951. (Get.) A. Dirkzwager; A. Boosman.
|