1961-03-24: |
Algemeen Handelsblad 24-03-1961: Vrouw M.Koole-Teegelaar: Vrouw, die schepen laat varen. Een nuchtere stem door de telefoon: „Ja, ik ben wel de enige vrouwelijke reder in Nederland, geloof ik, maar een interview? Ik heb al eens in een damesblaadje gestaan en dat vond ik bepaald geen succes." “Mevrouw, dan spijt het mij dat ik u heb lastig gevallen." Zij reageert met een lachje: „Laat ik 't nog één keer proberen. En dan op Uw eigen verantwoording — ik heb niet veel te vertellen." In Moorman's Jaarboek voor Scheepvaart en Scheepsbouw (nietwaar? Je komt nog 'ns ergens en je ziet nog 'ns wat....) heb ik even gespiekt: Mevrouw M. Koole—Teegelaar is eigenares en directielid van de N.V.Rederij Nautiek in Rotterdam. Opgericht op 7 februari 1938 als W. Böhmer'scheepvaart Bedrojf N.V.: reders, cargadoors, bevrachtingsagenten, assurantiën, toezicht voor nieuw- en ombouw en reparatie van schepen. Zakelijk: Kort en zakelijk vertelt zij de geschiedenis: „Mijn toenmalige echtgenoot Willi Böhmer, oprichter van deze rederij, overleed in 1948. Na deze dood heb ij het bedrijf 3½ jaar alleen voortgezet en toen ben ik hertrouwd met ir.L.Koole, scheepsbouwkundige...” Dat betekent: elke morgen om negen uur bestijgen de heer en mevrouw Koole één trap in hun woonhuis de Mathenesserlaan en gaan dan tegenover elkaar aan hun bureau zitten. Avonds, na kantoortijd, komen ze weer beneden en praten dan aan tafel met de oudste zoon van 21 (die het als goed rederszoon reeds tot ,,assistent bevrachting" heeft gebracht) nog wat door over de lopende zaken. Voor mijn huwelijk was ik werkzaam als procuratiehoudster bij een soortgelijk bedrijf. In de scheepvaart is een kwestie van praktijk opdoen, In de loöp der jaren leer je het vak door veel vallen en opstaan. Ik had wel eerst de Mulo afgelopen, en daarna door zelfstudie mijn talen wat bijgespijkerd — een goede talenkennis is voor ons onontbeerlijk, dat begrijpt u." Mevrouw Koole is — en wie zou zoiets niet met vreugde constateren — een elegante vrouw met verzorgde, rood gelakte nagels. Zij rookt veel te veel sigaretten, terwijl ze nerveus verteld dat de scheepvaart er op het ogenblik niet zo rooskleurig voorstaat: Maken we een vergelijking met de Amerikaanse rederijen, die zwaar worden gesubsidieerd door de regering, dan moet me van het hart dat onze regering erg weinig voor de Nederlandse rederijen doet. Ook in andere landen krijgen dergelijke bedrijven belastingfaciliteiten — hier niet. De recent afgekomen revaluatie treft de Nederlandse scheepvaart wel in hevige mate. Want ook contracten met maatschappijen hier te lande worden afgesloten in buitenlandse valuta, meestal in shillings." Ze kijkt snel op bij mijn poging tot begrip: „Tarieven verhogen? Weet u wat dat inhoudt? Voor elke lading worden de tarieven apart vastgesteld, afhankelijk van het aanbod op de markt, en met aanbod bedoel ik lading èn beschikbare schepen. Na de oorlog zijn er veel te veel schepen gekomen, te weinig worden er gesloopt. De concurrentie is dus zwaar. De Grieken bijvoorbeeld, kochten veel oude schepen op en daar varen ze nu nog mee. Wanneer wij onze vloot willen moderniseren, dan worden we door onze eigen, afgedankte schepen beconcurreerd.... Het vorig jaar was dat ook het geval met Denemarken. Verder is het aannemen van een lading weer een vak op zich. Op school leerden we immers het verschil tussen een kilo veren en een kilo lood, het ene produkt heeft meer ruimte nodig dan het andere. De retourvrachtmogelijkheden moeten ook in aanmerking genomen worden : Het gebeurt dikwijls dat we pas op het laatste moment in een buitenlandse haven een lading vinden voor een van onze schepen. Hoe dat gebeurt? Wij lezen natuurlijk de persberichten en we ontvangen circulaires waarin schepen en ladingen worden aangeboden. Onze schepen zijn volgens de maat (gemiddeld 100—1400 ton) kustvaarders, maar de Willi heeft nog pas met stukgoed een reis genaakt naar de Caraibische Zee." De vier schepen van de Rederij Nautiek worden door mevrouw Koole met voornaam aangeduid: de Willi, de Frans, de Daje en de Wiebold. „Ze zijn genoemd naar mijn eerste man en onze drie kinderen, die ten tijde van de aankoop nog op school zaten en met de hele klas voor de doop op de werf mochten komen — dat was een groot feest." Onzeker: Zij geeft toe dat het redersbedrijf een onzekere vorm van bestaan oplevert: „Je hebt te maken met een schip dat op zich zelf een kostbaar bezit is, èn met een waardevolle lading. Zo'n schip is gebonden aan een bepaalde diepgang en je moet dus goed op de hoogte zijn van de accommodatiemogelijkheden van elke haven. Wij hebben daar een mooie gids voor: „The Blue Book". Je moet de afstanden kunnen uitrekenen tussen de verschillende havens en er wordt van je verwacht de ligkosten voor je schip te kennen, want die zijn in elke stad anders. Londen en Liverpool zijn bijvoorbeeld heel duur. Rotterdam is goedkoop en er wordt snel gewerkt, wij kunnen al direct een lagere prijs noteren voor een schip dat naar Rotterdam gaat." De fotograaf arriveert. Op verzoek stelt mevrouw Koole zich op bij het model van de Marietje Böhmer, dat een prominente plaats in de directiekamer inneemt: „Dit was al het derde schip dat naar mij is genoemd", zegt zij wat weemoedig. „We hebben deze Marietje verkocht, naar Israël.." Het gesprek komt dan op de verzekering: „Als reder heb je een agent en je zorgt voor een bepaalde risicoverzekering. Je bent aansprakelijk voor schade indien het schip een gebrek heeft. Je sluit de lading af (meestal per telefoon, telex of telegram) en je bent ervoor verantwoordelijk dat je kapitein de lading in goede toestand aan boord ontvangt. De juiste (afgesproken) laadtijd dient te worden aangehouden, staking en mist zijn in dit verband zeer ongunstige omstandigheden. Ook eventualiteiten als congesties — tijdens vorstperioden of als er niet genoeg arbeiders zijn om te lossen — moeten worden gecalculeerd in de vrachtprijs." Lucide indruk: Als de telefoon gaat, doet mevrouw Koole met koele stem zaken. Ondanks de nervositeit maakt zij een zeer lucide indruk. Zij heeft het over „de Willi" en „ik voel er niets voor om tegen... te concurreren, laat hij er gelukkig mee worden." De heer Koole knikt me eens toe: „Mijn vrouw weet van wanten. In het begin reageerden de collega's wel wat laatdunkend, maar nu zijn ze er aan gewend met mijn vrouw op volkomen gelijk niveau zaken te doen." Zij komt terug, beaamt: „Eerst had ik niet veel zelfvertrouwen en dacht wel eens: waarom verkoop je het bedrijf niet, dan kun je stil gaan leven... Maar als ik zag hoe zelfs de grootste zakenlui fouten maakten, was ik weer getroost en zei tegen mezelf: vergissen is menselijk." Haar echtgenoot vertelt dat het personeel graag voor deze rederij werkt: ,,Ze krijgen bij ons waar ze recht op hebben, voeding en accommodatie ziin prima. Verschillende kapiteins zijn bij ons als matroos begonnen. Zoals u waarschijnlijk weet, heerst in de scheepvaart een tekort aan arbeidskrachten (waar eigenlijk niet?). Een aardig voorval: op een dag kwam een pas aangemonsterde matroos met een tandeloze mond bij mij een voorschot vragen om een nieuw gebit te kunnen kopen. Ik gaf hem het geld plus een treinkaartje Rotterdam-Marseille, waar hij diezelfde week zou afvaren. Wij hebben niets meer van de jongen gehoord, hij heeft zich nooit vertoond in de haven van Marseille. Ik ben ervan overtuigd dat hij zodra hij mijn deur uitkwam, zijn gebit weer in z'n mond stopte, het treinkaartje op het station inwisselde en vrolijk bij een andere baas is gaan solliciteren. Werk genoeg...." De grote vraag aan eigenaars van vrachtschepen (afgezien van het dagelijks terugkerende verzoek om foto's, door verzamelaars) is natuurlijk: „Hebt u passagiersaccommodatie?" Mevrouw Koole antwoordt: „Zelf ga ik tegenwoordig niet meer mee, ik houd niet van zeereizen. De ruimte op een schip is mij te beperkt.... Maar onze kapiteins nemen nogal eens studenten mee, die in de vakantie als werkend passagier voeding en overtocht verdienen." Zij schudt ontkennend het hoofd als ik vraag of zij exotische souvenirs heeft van haar reizen: „Ik heb erg veel gereisd in mijn leven (het liefst ga ik naar Griekenland) maar ik zou niets kunnen opnoemen dat in ons eigen land niet te koop is." Even later: „Ja zeker, de inrichting van de schepen houden wij in eigen hand. We zijn op de hoogte van alle materiaal. De interieurs van de kooien mogen niet te mooi zijn, „weer- en waterbestendig" is zacht uitgedrukt; de zeelui banjeren er met grote waterlaarzen doorheen." Mevrouw Koole is ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Haar commentaar: „Men zegt dat ik veel voor de Nederlandse scheepvaart heb gedaan. Natuurlijk had ik de boel kunnen verkopen. Ik heb echter nieuwe schepen bijbesteld en het bedrijf voortgezet, zeer zeker ook in het belang van mijn zoons. Toen ik die ridderorde kreeg, prees men deze vorm van werkverschaffing. Maar dat is dan meteen weer zo'n groot woord .( Joke Fehmers.) |