Gehuwd met Wiecherdina Wilhelmina Everts.
Lid zeemanscollege in Veendam en Amsterdam.
Schepen. Bark "Cornelia ". Fregat "Zeeland ".Fregat "Anthony van Hoboken ".
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt J.Cleveringa als gezagvoerder gedurende:
* 1868 t/m 1869 van het fregat “Anthony van Hoboken”, gebouwd in 1861 te Alblasserdam, 756 ton o.m., varend voor W.Kaars Sijpesteyn te Krommenie. Het schip voer in 1870 voor Boissevain & Co te Amsterdam en was herdoopt in “Jan Pietersz Koen”;
Overige bijzonderheden
In: “Geïllustreerd weekblad voor Zeewezen en Watersport” jg 3, 1824, p.313-316 staat een artikel “Iets uit de bijna oude doos” door een niet genoemde auteur, waarin de scheepsramp van de “Commissaris des Konings van der Helm” onder kapitein H. van Moerkerken wordt beschreven. Het artikel centreert zich rond de stuurman J.Cleveringa.
“In het voorjaar van 1865 vertrok de bark “Commissaris des Konings van der Helm”, onder bevel van kapitein H. van Moerkerken in ballast van Rotterdam naar Cardiff om kolen te laden voor Manilla.
De equipage bestond uit omstreeks twintig koppen, waaronder twee Groningerlanders: Trip en Cleveringa. De laatste was te Harlingen aan de zeevaartschool geslaagd voor eerste stuurman en deed nu op dit schip dienst als “tweede”. Hij was geboren in de Pastorie van Uitwierda bij Delfzijl. Zoals toen vrijwel regel was, zou zoonlief weer in vaders voetstappen moeten treden, maar daaraan had hij weinig zin: het leek hem niet zich met de klassieken op te sluiten; “met een boekje in een hoekje’was niets voor hem; wijde luchten en verre horizonten trokken hem meer aan en na veel tegenkantingen kreeg hij eindelijk verlof “het zeegat uit te gaan”.
Eerst natuurlijk naar de Oostzee; was je dan zeevast geworden, kon je sturen, wrikken, roeien en wat splitsen en de kleine zeilen vastmaken, dan ging je op een galjoot of schoener naar Archangel en de Middellandsche of soms wel naar “de West Indies of de Brazilies”, daar bleef je dan varen en werd schipper voor eigen rekening of wel kwam je op “de Groote vaart naar de Oost.” Dan deed je examens en, al naar het toeval je hielp, werd je vroeger of later gezagvoerder op een “Kantoorschip”. Als er maar pit in je zat. Want zoo zien we ook deze “tweede” eenige jaren later als gezagvoerder op het fregat “Anthonie van Hoboken”.
Niet altijd echter is hij de zee, hoewel die zijn liefde heeft behouden, getrouw gebleven. Toen de opening van het Suez-kanaal haar schaduw begon te werpen op de zeilvaart, is hij in den handel gegaan en heeft hij zich te Groningen gevestigd en nog dagelijks kan men den krassen 85-jarigen oude heer naar het “Pelster Gasthuis” zien stappen, van welke instelling hij een der regenten is.
Als getrouw en belangstellend lezer van “Ons Element” meende hij het verhaal van zijn schipbreuk te mogen aanbieden. ….”
“Maar nu geef ik ’t woord aan den ouden heer C.: ’t Was in ’t voorjaar van 1865, dus nog in den bloeitijd der Engelsche theeclippers. En al kon onze “v.d.Heim” zich daar in de verste verte niet mee meten, ’t was toch in zijn soort een heel aardige schuit ...” (En dan volgt een uitgebreide beschrijving van het schip) … “ … het was een goed zeeschip, dat met stijve koelte bij den wind goed zeven mijl haalde en dan heel wat buiswater over nam, maar bij stormweer voor de beide onder marszeils, stagzeiltje en stormbezaan als een meeuwtje op ’t water lag en niet veel afdreef ook. … Onze reis verliep heel gewoon. Met een mooien Oostenwind door ’t Kanaal; … passeerden na een reis van ruim 100 dagen straat Soenda en liepen eindelijk Zaterdag 23 Sept. met een mooie bries de kust van Lucon in ’t zicht.
Het verslag gaat verder met een beschrijving van de vaart naar Manilla. Daarbij bleek dat het schip “in een doodloopende geul tusschen een bank en de kust waren geraakt, terwijl we benoorden de bank langs hadden moeten gaan.” Geleidelijk stak eenharde wind op dieoverging in een zware storm. Ondanks allerlei werkzaamheden raakte het schip aan de grond en begon over te hellen. Dit alles gebeurde vlak onder de kust. ‘Zonder hijschgerei gelukte het de sloep uit de groote boot en over de lijverschansing te krijgen: een algemeene run om er in te komen, ’t welk den kapitein en acht man gelukte. … Later vernamen we, hoe allen, meer dood dan levend, de kapitein reeds bewusteloos, door de visschers uit het water zijn gered.” Stuurman Cleveringa en 8 anderen bleven aan boord en langzamerhand begon het schip onder water te komen. Daarna gelukte het een vissersboot van de kust uit bij het schip te komen, die de 9 bemanningsleden naar de wal brachten bij het dorpje Santé Lucia.
“Bij dezen storm zijn 27 schepen in de baai van Manilla gestrand. … Er lagen vier Hollandsche schepen, daar hebben we een paar stukken kleeren kunnen opdoen en ik ben zo gelukkig geweest met de bark Adriana Petronella, Kapitein de Breuk naar Batavia te kunnen komen. Hier kreeg ik weer een plaats als tweede stuurman op de Vesta, kapitein v.d.Eijk en in Mei van 1866 werd ik met open armen in de Pastorie van Uitwierde ontvangen.”
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt C.Huyser van Reenen als gezagvoerder gedurende:
* 1864 t/m 1866 van de bark “Acadia”, gebouwd in 1857 te St.John, Nova Scotia, 702 ton o.m., varend voor de Gebr. Hartsen te Amsterdam;
NRC 04 mei 1864
Amsterdam, 4 mei. Aangaande het schip ACADIA, kapt. C. Huyser van Reenen, van Liverpool naar Boston, met schade te New-York binnengelopen, wordt van daar gemeld, dat het bijna de gehele reis voortdurend hevige orkanen en stormen had doorgestaan. Door hevige stortzeeën was de kajuit vol water gelopen en had men de pompen voortdurend moeten doen gaan. Het roer was gebroken, verschansingen, zeilen en rondhouten waren verloren gegaan, zodat kapt. Huyser van Reenen volgens daartoe bevoegde personen grote lof verdiend voor het binnenbrengen van het schip in dien staat waarin het verkeerde.
* 1868 van de bark “Vrede”, gebouwd in 1857 te Alblasserdam, 755 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam.;
* 1870 van het 3/mschip “Jan Pieterszoon Coen” ex Anthonie van Hoboken, gebouwd in 1861 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
C.Huijser van Reenen vervoerde per 30 april 1869 van Nieuwediep met de “Jan.P.Koen” 1 landmachtofficier naar Indië en arriveerde te Batavia op 17 augustus 1869 na een reis van 99 dagen065.
In het tijdschrift “De Zee”, jg.1881, p.201-216 en 281-330 staat een uitvoerige briefwisseling tussen de reederij Brantjes te Purmerend resp. Permanente Commissie uit de Amsterdamsche Reederijen met de Nederlandsche Vereeniging van Assuradeuren. Hierin is sprake van twee experts van de vereeniging van Assuradeuren en wel de heren Th. Schut en C.Huijser van Reenen.
In het tijdschrift “De Zee” Jg.1894, p.471 staat een vonnis van de Raad van Tucht voor de Koopvaardij inzake een ongeval met het ss. Castor” onder kapitein J.R.Visser. Als commissielid wordt genoemd C.Huyser van Reenen.
Familiegegevens en opleiding
Pieter Dirksz Ouwehand is geboren op 07 juli 1817 te Katwijk als zoon van Dirk Willemsz Ouwehand en Dirkje Cornelisd. van den Bergh.
Hij trouwde te Katwijk in 1844 met Niesje Maartensd. Schaap
Hij overleed ter plaatse op 04 augustus 1890.
Hij was gezagvoerder van 1853-1860 op de bark Willem de Clercq, van 1860-1863 op de bark Tjielingsie (ex Willem de Clercq - te Mauritius afgekeurd!), van 1865-1870 op de Tjilingsie (2) (ex Pieter Schoenmaker) en van 1870-1876 op het fregat Jan Pieterszoon Koen (ex Anthonie van Hoboken). Ook in 1877 staat hij nog vermeld als kapitein. Hij voerde de Rotterdamse collegevlag nummer R144 van de “Maarschappij tot Nut der Zeevaart”.
De publicatie bevat een portret van Pieter Dirtksz Ouwehand054-113.
Pieter Ouwehand werd geboren op 07 jul;i 1817 te Katwijk aan Zee als zoon van Dirk Willemsz. Ouwehand, koopvaardijkapitein, en Dirkje van den Bergh.
Hij trouwde in 1844 met Niesje Maartensd. Schaap.
Hij overleed op 04 augustus 1890005
In 1982 verscheen een privé-uitgave over de stamboom van het zeevaardersgeslacht Ouwehand onder de titel “The Oldhand and the Sea”, waarin tevens gegevens over de familie Spaanderman.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P. Ouwehand was met vlagnummer R144 in de periode 1857 t/m 1890 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart005
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1890 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1890 is overleden. Hij was toen “trekkend lid”, dwz dat hij een uitkering van de Maatschappij genoot, vanwege ouderdom (>65 jaar) en/of gebreken058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein P.Ouwehand met vlagnummer R144 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
1858, 1859 bark “Willem de Clercq” 324 last varend voor Boissevain & Co te Amsterdam
1862 bark “Tji(e)lingsie” 324 last varend voor Arnold & Zoon te Amsterdam
1863, 1864 geen schip en boekhouder vermeld
1865 bark “Tji(e)lingsie” 360 last varend voor Gebr. Arnold (te ?)
1866, 1867 bark “Tji(e)linsie” 360 last varend voor Arnold & Zoon (te ?)
1874 fregat “Jan Pietersz. Koen” 409 last varend voor Boissevain & Co te Amsterdam
1877, 1878, 1880 t/m 1883, 1885 t/m 1888 geen vermelding van schip en boekhouder
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093
P.Ouwehand Tielinsie 08 maart 1860 31 januari 1861
Tielinsie 30 juni 1862 niet vermeld
Bouma vermeldt P.Ouwehand als gezagvoerder gedurende:
* 1853 t/m 1861 op de bark “Willem de Clercq”, gebouwd in 1845 te Zierikzee, 613 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam; (“Op 21 november 1859 werd de bark op een veiling in Amsterdam voor 17.800 gulden verkocht aan rederij Arnold & Zoon. In 1860 werd het schip omgedoopt in Tjielinsie. In 1863 volgde het einde; de bark werd afgekeurd en gesloopt.”074.
* 1861 t/m 1863 op de bark “Tjilingsie” ex Willem de Clercq, varend voor Arnold & Co te Amsterdam. Het schip wordt in 1863 afgekeurd te Mauritius;
* 1865 t/m 1869 op de bark “Tjilingsie” ex Pieter Schoenmaker, gebouwd in 1856 te Vlaardingen, 690 ton o.m., varend voor Arnold & Zn te Alkmaar;
* 1870 van hetzelfde schip en dezelfde reeder, maar nu varend vanuit Amsterdam;
* 1871 t/m 1876 op het fregat “Jan Pieterszoon Koen” ex Anthonie van Hoboken, gebouwd in 1861 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor Boissevain & Co te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
De helft van de scheepsaandelen van de “Willem de Clercq” is in handen van de scheepsbouwmeester Cornelis Smit. Hoewel de uiteindelijke kapiteinsaanstellingen bij de reder Boissevain & Co te Amsterdam bij de rederij ligt wendde Ouwehand zich in 1852 met succes in eerste instantie tot Cornelis Smit om de kapiteinspositie te verwerven050.
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt A.G.Rijnsaardt als gezagvoerder gedurende:
* 1870 t/m 1874 van de bark “Anna Lucretia” ex Hellevoetsluis, gebouwd in 1853 te Dordrecht, 631 ton o.m., varend voor D.Held te Amsterdam. Het schip werd verkocht naar Soerabaya;
* 1875 van de bark “Anna Lucretia” ex Suzanna Elisabeth”, gebouwd in 1854 te Nw. Lekkerland, 739 ton o.m., varend voor D.Held te Amsterdam;
* 1877 t/m 1881 van het 3/mschip “Jan Pieterszoon Coen” ex Anthonie van Hoboken, gebouwd in 1861 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor D.Held te Amsterdam;
* 1881 t/m 1883 van het 3/mschip “Obi” ex Kandanghauer, ex Djawa, ex Gladstone, gebouwd in 1864 te Miramichi, N.-E., 1183 ton o.m., varend voor J.Veth te Amsterdam. Het schip was in 1883 met schade te Bermuda en werd verkocht als wrak.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Anthoni Franciscus Bouchier werd geboren op 04 juni 1841 te Groningen als zoon van Donatus Bouchier en Anna Maria Cartrina Dünnebacke.
Hij trouwde te Den Helder (akte 48) op13 april 1871 met Cornelia Dijker, geboren op 25 augustus 1843 om 09.00 uur ’s avonds in een huis benoorden de Rasters te Den Helder als dochter van Klaas/Nicolaas Dijker, loods, en Martje Pietersdochter de Graaf. Bij de geboorteaangifte van Cornelia waren als getuigen Jacob Dalmeijer, loods, en Hendrik Willems Bakker, loods. In de overlijdensakte te Den Helder staat dat aldaar is ingekomen een akte uit Alkmaar, waarin het overlijden te Alkmaar werd gemeld op 11 augustus 1905 van Cornelia Dijker, oud 62 jaar en 11 maanden en weduwe van Antoni Franciscus Bouschier.
Antoni overleed op 26 augustus 1886 te Rotterdam op de Coolsingel.
In Akte nr. 278 dd 13 september 1886 te Den Helder staat dat is ingekomen een akte van overlijden uit Rotterdam met de volgende inhoud:
“In het jaar eenduizend achthonderd zesentachtig den zesentwintigsten Augustus is overleden Antoni Franciscus Bouchier oud vijf en veertig jaren, geboren te Groningen, wonend te Den Helder gezagvoerder, echtgenoot van Cornelia Dijker, zoon van Donnard Bouchier, te Peize overleden, en Anna Maria Catharina Dunnebracke, zonder beroep, wonende te Amsterdam.”
Extra informatie:
-
Donnard (ook wel vermeld als Donatus) Bouchier, de vader van Anthonie, overleed te Peize op 13 juli 1847 als zoon van Johannes Baptiste Bouchier en Maria Franciska de Munik.
-
Nicolaas/Klaas Dijker, de vader van Cornelia, overleed te den Helder op 31 maart 1862.
-
Één van de kinderen van Antoni en Cornelia was Donnardus Wilhelm, die op 20 februari 1900 te Den Helder trouwde met Elisabeth Cornelia Schilder.
-
Een ander kind was Antonius Franciscus en die trouwde op 20 oktober 1908 met Theodora Johanna Lankhorst, geboren op 20 augustus 1867 als dochter van Egbertus Albertus Lankhorst en Hermina Willemina Buis.
-
Op 13 oktober 1909 huwde zoon Nicolaas met Ursula Hendrika Weyens.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.F.Bouchier was met vlagnummer 31 in de periode 1878 1886 lid van het Helderse zeemanscollege “Goede Bedoeling”
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt A.F.Bouchier als gezagvoerder gedurende:
-
1879 t/m 1881 van de bark “Suzanna Elisabeth” ex Cusco, gebouwd in 1855 te Honfleur, 470 ton o.m., varend voor de gebr. Riesselmann te Nieuwediep. Het schip is in 1881 op de Caloot gestrand en als wrak verkocht;
-
1882 t/m 1886 van het 3/mschip “Jan Pieterszoon Coen” ex Anthonie van Hoboken, gebouwd in 1861 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor de Gebr. Riesselmann te Nieuwediep.
Overige bijzonderheden
In de Scheepstijdingen van de Harlinger Courant dd 28 mei 1878 staat het volgende bericht096:
Uitgegaan.
“Bolderaa 20 Mei Charlotte, A.F.Bouchier, Holl.”
Kapitein Bouchier dus toevoegen en wel:
Sch.Brik CHARLOTTE 1867/224 1878 A.F.Bouchier Gebr. Riesselmann, Nieuwediep
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt G.G.Spanjer als gezagvoerder gedurende:
- * 1887 t/m 1892 van het 3/mschip “Jan Pieterszoon Coen” ex Anthonie van Hoboken, gebouwd in 1861 te Alblasserdam, 754 ton o.m., varend voor de Groof & Co te Vlissingen. Het schip werd in 1892 in zinkende staat verlaten.
Overige bijzonderheden
Geen
|