1952-02-11: |
NvhN 13-02-1952: Nederlands schip gestrand. Op sleeptouw naar Deense haven. Het Nederlandse stoomschip Cornelis is Maandag in de buurt van het eilandje Vejrö bij Zuid- Seeland (Denemarken) aan de grond gelopen. Het Finse motorvaartuig Amba en een Deense reddingboot wisten de Cornelis vlot te slepen, zo meldt United Press. Met zware slagzij wordt het Nederlandse schip, dat in zinkende toestand is, naar de haven van Karreboeksminde in Zuid- Seeland gesleept.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Woensdag 3 December 1952, no. 236. No. 115. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake het stoten van het motorschip „Cornelis" op Omö Staal Grund. Betrokkene: de stuurman E. J. D. de Roever. Op 11 Februari 1952 heeft het motorschip „Cornelis", op de reis van Vlaardingen naar Aarhuus, tijdens dichte sneeuwbuien gestoten op Omö Staal Grund en is, ernstig beschadigd, door een sleepboot binnengesleept. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit stoten en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de stuurman van de „Cornelis", E. J. D. de Roever, wonende te Amsterdam. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 22 October 1952, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein en de stuurman, zomede van de te Tybjerg afgelegde scheepsverklaring, benevens van het scheepsdagboek en de gebruikte Duitse kaart no. 12: Grosser Belt, en hoorde de stuurman, voornoemd, als betrokkene buiten ede. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Cornelis" is een Nederlands schip, toebehorende aan C. Appelo's Scheepswerven, te Zwartsluis. Het meet 288 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 195 pk motor. Op 8 Februari 1952 vertrok de „Cornelis", beladen met kunstmest, uit Vlaardingen met bestemming Aarhuus. De diepgang was vóór en achter 8'. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 7 personen. Op 11 Februari, te 0.30 uur, werd Kiel-vuurschip gepasseerd, waarna langs route 28 door de Grote Belt zou worden gevaren. De kapitein had die dag de wacht tot 4.00 uur. Te 3.45 uur werd boei no. 2 gepasseerd. Nadat de kapitein de wacht had overgegeven aan de stuurman, bleef hij nog tot 5.00 uur boven. De boeien 3 en 4 werden vóór 5.00 uur gepasseerd en te 5.25 uur boei 5. Het was buiig weer, maar helder, met stijve Z.W.-wind, De kapitein bleef na 5 uur gekleed bij de hand in de kaartenkamer. De stuurman had opdracht de in de kaart gezette koersen te sturen. Tevoren waren de route en de aard der lichten besproken. De stuurman had order de kapitein bij bijzonderheden te waarschuwen. De kapitein heeft nog vanuit de kaartenkamer gezien, dat te 6.30 uur het vuur van Tranekjar dwars was, en is daarna in slaap gevallen. De stuurman heeft verklaard, dat hij in 1930 het diploma 3de stuurman G.H.V. behaalde en daarna een jaar heeft gevaren. Daarna heeft hij tot 1951 aan de wal gewerkt, behoudens een periode van 1945 tot 1949, toen hij bij het Korps Mariniers diende. In 1951 is hij weer gaan varen en werd stuurman op de „Cornelis". Hij heeft verklaard, dat bij vertrek van Vlaardingen, tijdens het rondzwaaien, de ,.Cornelis" met het achterschip heeft gestoten en dat hij vermoedt, dat het roer toen is beschadigd; het schip stuurde tenminste sindsdien slecht. De stuurman heeft na het passeren van boei 5, te 5.25 uur, de boeien 6 en 7 niet meer gezien. Toen hij volgens de log ter plaatse van boei 7 was, heeft de stuurman koers gezet naar boei 8, N. 57° O. Het weer werd slechter, de wind nam toe en de lucht betrok. Het vuur van Tranekjar is dwars gepeild. De kapitein had gezegd, dat boei no. 8 zeker zou worden gezien. Het schip gierde erg en de stuurman had daarom geen vertrouwen in de log. Hij waarschuwde de kapitein niet, omdat hij dacht, dat de kapitein wakker was en op de onderbrug verbleef. De stuurman heeft zelf enige tijd het roer genomen. Daar hij boei 8 niet zag, meende hij, dat hij die nog niet was gepasseerd, en bleef in dezelfde koers doorlopen. Te ongeveer 7.45 uur stootte het schip. De stuurman zegt, dat hij zo met zijn gedachten bij het slechte sturen was, dat hij te weinig aandacht besteedde aan de navigatie. De kapitein werd door de schok wakker en ging naar de brug. Het was toen dik van sneeuw en rondom zag hij branding. De wind was W.N.W. 6 en nam toe in kracht. De motor was door de stuurman gestopt. Door de hoge zee sloeg het schip zwaar stotend over de ondiepten heen en kwam dan in dieper water, 4 vaam. Hier liet de kapitein s.b.-anker vallen. Bij onderzoek bleek, dat het roer was weggeslagen en dat het ruim, de dubbele bodem en vóór- en achterpiek lekten. Te ongeveer 8.30 uur klaarde het op en verkende de kapitein in het noorden het eiland Omö. Hij nam aan, dat het schip had gestoten op Omö Staal Grundet. Toen ook de Vejö-boei werd gezien, liet de kapitein anker hieuwen en het schip drijven en af en toe vooruitslaande kwam hij te ongeveer 10.00 uur ten anker bij deze boei. Voortdurend werd op ruim en tanks gepompt. De wind werd W.N.W. 8 tot 9; vaak had men zware sneeuwbuien. Te 17.00 uur klaarde het zicht op. Op het eiland Vejö bleek men de afgeschoten vuurpijlen niet op te merken, maar te 18.00 uur kwam het Finse motorschip „Anita" in de buurt. Dit trachtte enige keren tevergeefs verbinding te maken en vroeg dan per radio om een sleepboot. Op 12 Februari te 5.00 uur kwam de sleepboot ,,Bien", die dan vastmaakte. Het s.b.-anker moest men laten slippen. De ,,Bien" sleepte de „Cornelis" eerst naar Karrebeksminde en daarna naar Nalstved; hier is de lading gelost. 23 Februari werd de „Cornelis" gesleept naar Svendborg en is daar hersteld. De kapitein heeft nog meegedeeld, dat de log ter hoogte van boei 7 36^ aanwees en bij het stoten 47. De afstaijd van boei 7 naar boei 8, waar weer veranderd had moeten worden, is slechts 6 mijl. Ter zitting verklaarde de stuurman geheel overeenkomstig het hiervóór vermelde. Betrokkene wist, dat hij bij bijzonderheden moest waarschuwen, en begreep, dat, toen hij boei 8 niet op tijd in zicht kreeg en het weer slechter werd, hij de kapitein had moeten roepen. Hij dacht echter, dat de kapitein wel boven zou komen. Toen het schip stootte, begon het te sneeuwen. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat het stoten van het motorschip „Cornelis" uitsluitend het gevolg is van een gebrek aan ervaring van de stuurman van de wacht. Hij had in 20 jaar niet gevaren en was slechts kort aan boord van dit schip. Het is een raadsel, waarom de stuurman de kapitein niet waarschuwde, toen hij drie boeien miste en moest begrijpen, dat de gis niet goed kon zijn. Hoewel de stuurman thans zijn fout inziet, acht de inspecteur hier een correctie op haar plaats en stelt de Raad voor de stuurman te straffen door hem de bevoegdheid om als stuurman te varen te ontnemen voor de tijd van twee weken. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het stoten van het motorschip „Cornelis" op 11 Februari 1952 op Omö Staal Grund is het gevolg van de geheel onvoldoende navigatie van de stuurman van de wacht. De kapitein had de navigatie door de Grote Belt met de stuurman besproken en de moeilijkheden aldaar waren niet zo groot, dat de kapitein niet de navigatie aan de stuurman mocht overlaten. De kapitein bleef nog een uur na zijn wacht op de onderbrug en had duidelijk instructies gegeven hem te roepen, wanneer er iets bijzonders was. De stuurman heeft niet begrepen, dat, toen hij na het missen van boeien 6 en 7 ook het veel sterkere licht van boei 8 niet op tijd in zicht kreeg, de standplaats van de „Cornelis" veel moest verschillen met de gis. Hij heeft alleen aandacht besteed aan het gieren van het schip en concludeerde daaruit, dat de „Cornelis" veel achterlijker moest staan en dus nog niet bij boei 8 kon zijn. De stuurman had toen de kapitein moeten waarschuwen. De fouten, die hij gemaakt heeft, komen voort uit zijn gemis aan ervaring, nu hij slechts kort voer, nadat hij 20 jaar een werkkring aan de wal had gehad. Daar de Raad vertrouwt, dat de stuurman zijn fouten begrijpt en zijn lering uit dit ongeval heeft getrokken, acht de Raad hier slechts een lichte correctie nodig en straft vermits de stuurman Edward J. D. de Roever, geboren 12 Februari 1909, wonende te Amsterdam, door hét uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heren mr. W. A. Vos, eerste plv. voorzitter, C. H. Brouwer, K, Visser en S. Salomons, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad van 22 October 1952. (Get.) Vos; A. Boosman. |