Inloggen
DRIE GEBROEDERS - ID 13638


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1844-08-20 / 1856-03-06 | Reden uitgevlagd: Verongelukt of vermist (zie final fate)

Identification Data

Bouwjaar: 1844
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Bark
Masten: Three masts
Material Hull: Wood, sheathed with copper
Dekken: 2
Construction Data

Scheepsbouwer: Fop Smit, Kinderdijk, Zuid-Holland, Netherlands
Date Laid Down: 1843-03-10
Launch Date: 1844-07-31
Delivery Date: 1844-08-12
Technical Data

Net Tonnage 2: 213.00 lasts
 
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1844
Datum agenda: 1844-08-20
Register nr: 18440441
Scheepsnaam: DRIE GEBROEDERS
Type: Bark
Lasten: 213
Gebouwd in provincie: Zuid Holland
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Ruys en Zn. , Willem
Plaats: Rotterdam
Kapitein op moment van verzoek: Bauditz, F.C.
Opmerkingen: eerste zeebrief

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1844-08-12 DRIE GEBROEDERS
Manager: Willem Ruys Jan Daniëlszn, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Partenrederij onder boekhouderschap van genoemde manager, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands

Bezitters van parten (aandelen) in het schip

eigenaren van de DRIE GEBROEDERS IN 1844:
Fop Smit van Nieuw Lekkerland: 15/32e part
Jan Smit (4/32e part)
Wm. Ruys J.Dzn., Rotterdam (boekhouder en 2/32e part)
Mr. C.W. van Voorst van Beest, Utrecht (4/32e part)
Mej. M.A. Liotard, Amsterdam (2/32e part)
I.G. ten Boven, Nijmegen (1/32e part)
E. Pijnappel van Voorthuizen, Nijmegen (1/32e part)
I.I. Kam, Oud Alblas (1/32e part)
C.F. Kraepelien, Zeist (1/32e part)
Hendrik Veder, Rotterdam (1/32e part)
(het totale kapitaal bedroeg NLG 90.000,-)

Op 2 maart 1846 verkocht Fop Smit van Nieuw Lekkerland 2/32e part aan Johannes Ruys J.Dzn. te Amsterdam.

 

Ship Events Data

1849-11-19: Damaged
AH 080250. Rotterdam, 6 februari. Volgens brief van kapt. Swart, voerende het schip DRIE GEBROEDERS, in dato San Francisco 18 november, lag hij als toen gereed om de volgende dag via de Sandwich eilanden naar China te vertrekken.
NRC 050450. Rotterdam, 4 april. Volgens brief van kapt. K.J. Swart, voerende het schip DRIE GEBROEDERS, van San Francisco via de Sandwich eilanden (opm: Éfaté, Vanuatu) naar China, in dato Uwahoe de 22e december 1849, was hij aldaar na een reis van 24 dagen behouden gearriveerd. Twee dagen na zijn arrivement had er echter een hevige orkaan gewoed, waardoor het schip voor twee ankers werd weggeslagen en aan de grond dreef, waarvan het echter gelukt is het schip acht dagen later zonder belangrijke schade weder af te brengen, hetgeen vervolgens aan de werf is gehaald om te worden nagezien.
NRC 220550. Rotterdam, 21 mei. Volgens brief uit Hongkong van de 28e maart j.l. van kapt. K.J. Swart, voerende het barkschip DRIE GEBROEDERS, was hij aldaar in goede staat op de 17e dier maand na een reis van 32 dagen van de Sandwich-eilanden (Éfaté, Vanuatu) gearriveerd.
1850-05-19: Damaged
NRC 230750. Rotterdam, 22 juli. Volgens brief van kapt. K.J. Swart, voerende het barkschip DRIE GEBROEDERS, uit Singapore in dato 2 juni j.l., was hij, na de 1e mei van daar naar Batavia te zijn vertrokken, op de 19e daaraanvolgende in Straat Gaspar op een blinde klip gezeild, waarvan het schip wel spoedig weder af kwam, doch zwaar lek was, zodat hij door onophoudelijk pompen en andere aangewende middelen het schip moest trachten boven water te houden, waarop de kapitein zich verplicht vond naar Singapore terug te keren, alwaar hij de 29e mei retourneerde en hoopte binnen 5 à 6 weken weder gereed te wezen tot vertrek.
1854-06-00: Collision
NRC 300654. Londen, 27 juni. Een op heden alhier ontvangen bericht, gedagtekend Eastbourne, 26 juni, meldt het volgende. Heden bevindt zich op de hoogte van deze plaats het te Rotterdam te huis behorende barkschip DRIE GEBROEDERS, kapt. L.J. Wilhelmie, van Londen naar Sydney bestemd. Volgens rapport van de kapitein is het schip zondag nacht (opm: van 25 op 26 juni) aangezeild door de Spaanse schoener CATALINA, van Havana naar Hamburg bestemd en had hij ten gevolge daarvan de fokkera, kluiver- en buitenkluiverboom verloren en schade aan de boeg bekomen. Het schip was dicht gebleven en niemand der equipage had enig letsel bekomen. Kapt. Wilhelmie was voornemens om te Cowes binnen te lopen, ten einde aldaar de schade te herstellen. De Spaanse schoener heeft de boegspriet en zeilen verloren, en belangrijke schade aan de boeg bekomen.
1856-03-10: Final Fate: Stranded

NRC 100356. Ramsgate, 6 maart. Het Nederlandse barkschip DRIE GEBROEDERS, kapt. Hoefman, van Rotterdam naar Hongkong bestemd, is hedennacht ten 1 uur op de Goodwin Sands aan de grond gekomen. De equipage is gered. Zo ver men van de wal zien kan, moet het schip hoog en droog zitten. Een aantal boten zijn in de nabijheid en zullen hoogstwaarschijnlijk met het kerend tij een gedeelte van de lading hier brengen.
NRC 110356. Ramsgate, 7 maart. Het Nederlandse schip DRIE GEBROEDERS zit nog steeds in dezelfde positie. De masten zijn over boord. Gedurende de gehele dag heeft men alhier zeilen, tuig en verdere goederen van het wrak aangebracht en men mag veronderstellen, dat bij het thans heersende schone weder heden nacht nog een groot gedeelte zal geborgen worden.
NRC 130356. Ramsgate, 9 maart. Heden zijn alhier 321 bladen koper en enige spieren aangebracht van het op de Goodwin Sands gestrande Nederlandse schip DRIE GEBROEDERS, kapt. Hoefman, van Rotterdam naar Hongkong bestemd.
NRC 140356. Ramsgate,10 maart. Heden zijn alhier nog ex DRIE GEBROEDERS aangebracht enige vaten sterke dranken, bier op kruiken en mineraalwater. Het schip is bereids zo zwaar in het zand gewoeld, dat de lading kolen, 300 ton, onder water staat.
NRC 180356. Sandgate, 14 maart. Enige wrakstukken van het op de Goodwin Sands gestrande Nederlandse barkschip DRIE GEBROEDERS zijn alhier aan strand gedreven.

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Frederik Carel Bauditz werd geboren te Amsterdam op 15 februari 1810.

Hij huwde met Anna Storm, geboren te Amsterdam op 19 augustus 1812 als dochter van Meindert Storm en Geertrui Jongejans. Zij overleed op 23 maart 1894 te Rotterdam.

Frederik overleed op “op een schip” op 08 februari 1860 te Rotterdam, 50 jaar

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

F.C.Bauditz werd met nr.676 effectief lid van Zeemanshoop per 16 april 1844 op voorspraak van P.H.Willers. Zijn schip was de “Drie Gebroeders”002.

In de Algemene Vergaderingen van 09/16 april 1844 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd als effectief lid voorgesteld/aangenomen Frederik Carel Bauditz, oud 34 jaar, voerend de bark “De Drie Gebroeders”, varend voor W.Ruys WDz te Rotterdam, adres bij van Ulphen & Ruijs te Amsterdam, op voordracht van P.H.Willers.023.

Hij werd lid van Weldadig Zeemans Fonds op 10 april 1849003.

Hij was lid effectief lid van “Zeemanshoop” in de periode 1844-1860 met de vlagnummers 676 (1844 t/m 1854) en 311 (1854 t/m 1860)

 

F.C.Bauditz was met vlagnummer R199 in de periode 1844 t/m 1860 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 31 mei 1860 vraagt de wed.F.C.Bauditz geb. Storm om een uitkering. In de vergadering dd 28 juni 1860 vraagt het Bestuur informatie omtrent de klasse waarin de uitkering moet worden uitgekeerd. In de vergadering dd 26 juli 1860 volgt een toekenning ingaande 01 maart 1860 in de 1e klasse voor haar en 2 kinderen.042.

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 04 september 1860 staat vermeld dat per 01 maart 1860 een uitkering in de 1e klasse wordt uitgekeerd aan de Wed. F.C.Bauditz geb. Storm voor haar en 2 kinderen.023.

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer            jaren                type        scheepsnaam                      naam reder/boekhouder

        676                1844-1846            bark       De Drie Gebroeders            W.Ruijs J.Dz te Rotterdam

                                   1848                bark       Ida Elisabeth                       idem

                               1849-1853            bark       Resident van Son idem

        311                1854-1855            bark       Resident van Son idem

                                   1855                “zonder schip”

                               1856-1859            fregat     Maria Elisabeth Margaretha            idem

 

F.C.Bauditz is gezagvoerder geweest op diverse schepen van de rederij W.Ruys J.Dz te Rotterdam. Aan de bronnen 024 en 025 zijn de volgende gegevens onleend:

Uit een brief dd.01 augustus 1844 van de rederij Ruys uit Rotterdam aan de Nederlandsche Handel-Maatschappij:

“Op 31 Juli 1844 is bij Fop Smit te Slikkerveer (gemeente Riddderkerk) te water gelaten het barkschip “Drie Gebroeders”, groot circa 300 Java-Lasten, gebouwd voor rekening eener reederij onder mijne directie en zullende worden gevoerd door kapitein F.C.Bauditz. Deze bodem is gebouwd met geen ander doel, dan om een aantal menschen aan het werk te houden, die zich anders gedurende dien tijd van hun bestaan beroofd zouden hebben gezien. Het zal in het laatst van Augustus 1844 naar Batavia vertrekken.”024

F.C.Bauditz was de eerste gezagvoerder van de “Ida Elisabeth, 441 ton, gebouwd in Kinderdijk in 1846/1847. De eerste reis ging naar Manilla024. Bauditz was gezagvoerder van 1848-1850025.

F.C.Bauditz was in de periode 1857 t/m 1860 gezagvoerder van het 3/m schip de”Maria Elisabeth Margaretha” (825 ton, gebouwd in 1855/1856 te Slikkerveer. Dit schip ging in 1860 verloren. “...ondervond noodweer op weg van Cardiff naar Singapore met lading kolen; ankerde als noodhaven in Camaret Bay bij Brest op 29 janiari 1860; schip sloeg van de ankers, liep aan de grond en ging verloren; van de bemanning kwamen 10 man, waaronder de Gezagvoerder, om het leven”024en 25.

Uit een lijst in referentie 024 kan worden samengevat: Bauditz was de eerste gezagvoerder in 1844 van de bark de “Drie Gebroeders”, in 1847 van de bark “Ida Elisabeth”, in 1849 van het campagne-barkschip de “Resident van Sonidem” en in 1856 van het fregat de “Maria Elisabeth Margaretha”, alle van de rederij W.Ruys J.Dz.024.

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein F.C.Bauditz met vlagnummer R199 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

1849, 1851           van de bark “Resident van Son”      375 last  W.Ruys J.Dz te Rotterdam

1855, 1858, 1859 van het fregat “Maria Elisabeth Margaretha                436 last  W.Ruys J.Dz te Rotterdam

 

Bouma025 vermeldt F.C.Bauditz als gezagvoerder gedurendee:

*    1845 t/m 1847 van de bark “Drie Gebroeders”, gebouwd in 1844 te Slikkerveer, 412 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam;

*    1848 t/m 1849 van de bark “Ida Elisabeth”, gebouwd in 1847 te Kinderdijk, 444 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam;

*    1850 t/m 1856 van de bark “Resident van Son”, gebouwd in 1849 te Kinderdijk, 677 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam;

*    1857 t/m 1860 van het 3/m schip “Maria Elisabeth Margaretha”, gebouwd in 1856 te Slikkerveer, 825 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam. In januari 1860 op de kust bij Brest van de ankers geslagen met kolen van Cardiff naar Singapore;

 

Overige bijzonderheden

In de Harlinger Courant dd 15 februari 1860 staat het volgende bericht096:

“Omtrent het noodlottig vergaan van het Nederlandsche fregatschip Maria Elisabeth Margaretha, kapitein Bauditz, verneemt men de treffende bijzonderheid, dat zich onder de opvarenden bevond een der zoons van den kapitein, een jongeling van 18 jaren. Nadat deze door zijnen vader van boord was gezonden, en, goed zwemmer zijnde, zich had gered, keerde hij naar het schip terug, om zijnen vader die niet zwemmen kon, zoo mogelijk te redden. De kapitein echter wilde het leven zijns zoons aan zulk eene wanhopige poging om te redden niet blootstellen, en zond hem terug. Nauwelijks was de jonge Bauditz weder op het drooge, of het denkbeeld dat zijn vader moest verdrinken, overmande hem, en hij wierp zich op nieuw in zee, en trachtte ten tweeden male, op het wrak teruggekeerd, zijnen vader te overreden zich aan zijne krachten toe te vertrouwen. Maar de kapitein wilde daarvan niet hooren en beval zijn zoon, nu met gezag, het zinkend wrak te verlaten. De zoon bereikte daarop weder het strand, en, zoo als bekend is, de kapitein vond zijn graf in de golven.

Men schrijft betreffende deze scheepsramp nog uit Camaret dd 2 dezer, dat van de elf verdronken personen der equipaadje zeven lijken zijn gevonden, waaronde die van den doctor, de twee stuurlieden, den bootsman en den hofmeester. De overigen lijken had men, in weerwil van alle daartoe aangewende pogingen, niet kunnen vinden.

Door de zorgen van den heer Falloy, commissaris der keizerlijke Fransche marine, zijn de gevonden lijken op het kerkhof te Camaret ter aarde besteld. De geheele bevolking van dat zeeplaatsje betoonde de meeste deelneming.

De zeven lijkbaren, elk door vier man gedragen, voorafgegaan door den geestelijke dier gemeente, werden gevolgd door bovengemelden keizerlijke commissaris, door de 15 geredde schipbreukelingen, het geheele personeel der marine aldaar, verscheidene beambten per douane, het gemeente-bestuur met den maire, en eene onafzienbare menigte volks. Dat alles vormde een treffende schouwspel. Nadat de kisten in het graf waren nedergelaten, rigtte de heer Falloy een roerend woord met betrekking tot deze droevige plegtigheid tot de omstanders en dankte allen voor de betoonde deelneeming. Daarna ging men diep getroffen uiteen.”

Maria Elisabeth Margaretha. CSR 415/200:  683 tons.  27 crew.  Captain = F.C. Bauditz.  Departed Newport, Monmouth, Wales on 26 August 1858 with a cargo of 950 tons of coals and arrived at Albany on 23 November 1858.  Where intended bound – uncertain. 110

 

 

Datum vanaf: 1844
Kapitein: Bauditz, Frederik Carel

Familiegegevens en opleiding

Frans F. Zeven werd geboren op 27.01.1815 te Oude Pekela als z.v.  Frans H. Zeven (schipper) en Hindrikje Jacobs.

Frans F. (25) (koopvaardijkapitein) trouwde op 25.01.1841 met Hilletje Engels (24) - geb. te Amsterdam - d.v. Jappe Alderts Engels en Eeuwk Annes Lammerts.

Hij was getrouwd met Hilletje Engels, geboren 08 januari 1817 . Na het overlijden van haar man hertrouwde zij in 1861 met Marinus Johannis Verhagen.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

F.F.Zeven werd met vlagnummer 422 per 24 juli 1838 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” op voordracht van kapitein J.E.van Hoogenhuijse. Als zijn schip is genoemd de “Alkmaar”. Toegevoegd is “overleden”.002. Ten tijde van de inschrijving was Frans Zeven 23 jaar en ongehuwd.002a

In de Algemene Vergaderingen van “Zeemanshoop” van 17/24 juli 1838 werd voorgedragen/benoemd als effectief lid Frans Fransen Zeven, oud 23 jaar, voerend de kof “Alkmaar”, wonende bij de wed. Zeven in de Oude Teertuinen te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.E. van Hoogenhuyze. Hij kreeg vlagnummer 422023

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 februari 1852 vraagt de weduwe van kapitein F.F.Zeven geb. Engels om een uitkering, die haar in de vergadering van 30 maart 1852 wordt toegekend aan haar en 3 kinderen met ingang van 01 november 1851.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 28 februari 1861 meldt de wed. F.F.Zeven geb. Engels te zijn hertrouwd met M.J.Verhagen.042

 

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 13 april 1852 wordt gemeld dat aan de wed. van kapitein Zeven per 01 november 1851 een uitkering is toegekend voor haar en 3 kinderen.0233

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 02 april 1861 wordt gemeld dat de wed. F.F.Zeven geb. Engels is hertrouwd met M.J.Verhagen en bedankt voor de uitkering023.

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 23 juli 1867 staat een “Brief van den Heer D.Doornbos Borchers verzoekende een gratificatie voor de drie onmondige dochters van wijlen kapitein Zeven, welk veroek werd afgewezen.023. Er is geen zekerheid dat het gaat om de kinderen van F.F.Zeven.

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop”001

vlag             jaren              type          scheepsnaam                                reder/boekhouder

422  `       1838-1841         kof            Alkmaar                                        geen opgave

                  1842-1846         bark          Dankbaarheid                               J.Kruyt

                  1848-1840         bark          Drie Gebroeders                           W.Ruijs JDz, R’dam

                     1850             bark          Japara                                            idem

                     1851             bark          Cornelis Wernard Eduard           idem

                     1852             bark          Jeannette                                       idem

 

Bouma025 vermeldt kapitein F.F.Zeven als gezagvoerder gedurende:

*      1838 t/m 1842 van de schoenerkof “Alkmaar”, gebouwd in 1837 te Alkmaar, 80 ton o.m., varend voor H. de Coster te Alkmaar;

*      1843 t/m 1847 van de bark “Dankbaarheid”, gebouwd in 1843 te Alkmaar, 304 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz- te Rotterdam;

*      1848 van de bark “Drie Gebroeders, gebouwd in 1844 te Slikkerveer, 412 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam

*      1850 van de bark “Japara”, gebouwd in 1846 te Kinderdijk, 450 ton o.m., varend voor Wm. Ruys JDz te Rotterdam

*      1850 t/m 1851 v an de bark “Cornelis Wernard Eduard”, gebouwd in 1839 te Kinderdijk, 606 ton o.m., varend voor Wm. Ruys JDz te Rotterdam;

*      1852 van de bark “Jeannette”ex Borneo, gebouwd in 1842 als “Borneo”bij Corn. Gips & Zn te Dordrecht , 652 ton o.m., en direct overgenomen door W.Ruys JDz te Rotterdam “…in 1852 aanvaring bij Cowes met een Engels vaartuig. Reparaties vorderden vier maanden “o.a. 024

 

De volgende monsterrol bevindt zich in het Stadsarchief van Amsterdam

Inv. 38 nr. 150 dd 17 juli 1838 vermeldt de kof “Alkmaar”, kapt. Frans Fransen Zeven. Bestemming Oostzee. Boekhouder Canne & Balwee. Voorts 5 bemanningsleden.

 

Overige bijzonderheden

Geen

 

Datum vanaf: 1847
Kapitein: Zeven, Frans Fransen

Familiegegevens en opleiding

Klaas Jansz Swart werd geboren op 14 november 1820 te Terschelling als zoon van Jan Tjebbes Swart en Neeltje Klazen de Jong (Bron: www.tresoar.nl) Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Pottebakkerssteeg Wijk 1 nr. 168 (nieuw nr 22)005.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

K.J.Swart werd per 28 november 1848 met vlagnummer 780 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein F.F.Zeven. Als zijn schip is vermeld de “Drie Gebroeders”. Toegevoegd is “bedankt” 002.

In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 21/28 november 1848 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd. K.J.Swart (alleen initialen), oud 28 jaar, voerend de bark “Drie Gebroeders”, voor rekening van W.Ruys JDz te Rotterdam, op voordracht van kapitein F.F.Zeven.023.

K.J.Swart was met vlagnummer R121 in de periode 1851 t/m 1893 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1885 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat door de oud-gezagvoerder K.J.Swart “voorloopig afstand is gedaan” van zijn recht op uitkering. Deze mededeling werd herhaald in de Jaarverslagen 1886 t/m 1888.058

In het Jaarverslag 1893 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1893 is overleden058.

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                 jaren          type                 scheepsnaam                                       naam reder/boekhouder

       780                      1848-1851    bark                Drie Gebroeders                                  W.Ruys JDz te Rotterdam

                                     1852-1853    bark                Fop Smit                                               idem

       386                      1854-1855    bark                Fop Smit                                               idem

                                     1856-1859    fregat              Doelwijk                                               idem

                                        1860          fregat              Ouderkerk aan de Amstel                  idem

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein K.J.Swart met vlagnummer R121 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

1851     geen vermelding van schip en reeder

1855                                                  van de bark “Fop Smit”                                                                                 290 last voor W.Ruys J.Dz te Rotterdam

1858, 1859                        van het fregat “Doelwijk”                                                              436 last voor W.Ruys J.Dz te Rotterdam

1862, 1863                        van het fregat “Ouderkerk a/d Amstel”                       383 last voor W.Ruys & Zonen te Rotterdam

1864 t/m 1867    van het fregat “Cornelis Wernard Eduard”  450 last voor W.Ruys & Zonen te Rotterdam

1874, 1877, 1878, 1880 t/m 1883, 1885 t/m 1888, 1890 t/m 1892         geen vermelding van schip en reeder

 

K.J.Swart was van 1852-1856 de eerste gezagvoerder van het campagnebarkschip (3-master) de “Fop Smit I”, 549 ton, in 1851/1852 gebouwd bij Fop Smit te Slikkerveer voor W.Ruys J.Dz. te Rotterdam. “... in de vaart op Indië en Australië vervoerde in 1852 troepen naar Java ...”024 en 025.

In 1856 was hij de eerste gezagvoerder van het fregat de “Doelwijk (II)” van rederij W.Ruys J.Dz. 024.

Op 08 juni 1858 vertrok van Hellevoetsluis het fregat de “Doelwijk” van rederij Wm.Ruys J.Dz onder kapitein K.J.Swart en arriveerde 12 september 1858 te Batavia na een reis van 95 dagen026(38/161).

K.J.Swart was van 1865-1874 gezagvoerder van het campagne-fregatschip de “Cornelis Wernard Eduard II”, 892 ton, gebouwd in 1863/1865 bij Fop Smit te Slikkerveer voor W.Ruys J.Dz. te Rotterdam. “... vervoerde in 1869 detachement troepen naar Java (125 man) ...”024 en 025.

En in 1865 was hij de eerste gezagvoerder van het campagne-fregatschip “Cornelis Wernard Eduard (II)” wederom van W.Ruys J.Dz.024.

 

Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093

Naam                          Schip                                        Vertrek                                                  Aankomst

K.J.Swart                    Ouderkerk aan de Amstel     15 augustus 1860                                16 juni 1861

                                     Ouderkerk aan de Amstel     19 september 1861                             20 juli 1862

                                     Ouderkerk aan de Amstel     17 september 1862                             19 juli 1863

                                     Ouderkerk aan de Amstel     27 september 1863                             02 augustus 1864

                                     Cornelis Wernard Eduard     17 augustus 1865                                18 augustus 1866

                                     Cornelis Wernard Eduard     10 oktober 1867                                  31 juli 1868

 

Bouma025 vermeldt K.J.Swart als gezagvoerder gedurende:

  • * 1849 t/m 1852 van de bark “Drie Gebroeders”, gebouwd in 1844 te Slikkerveer, 412 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam;
  • * 1853 t/m 1856 van de bark “Fop Smit”, gebouwd in 1851 te Slikkerveer, 549 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam;
  • * 1857 t/m 1860 van het 3/m schip “Doelwijk”, gebouwd in 1856 te Slikkerveer, geen tonnage vermeld, varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam;
  • * 1861 t/m 1864 van het 3/mschip “Ouderkerk aan de Amstel”, gebouwd in 1854 te Slikkerveer, 725 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam;
  • * 1865 t/m 1873 van de bark “Cornelis Wernard Eduard”, gebouwd in 1864 te Slikkerveer, 850 ton o.m., varend voor W.Ruys & Zn te Rotterdam.

 

NRC 03 oktober 1851114

Rotterdam, 2 oktober. Heden is van de werf van de scheepsbouwmeester J. Smit aan het Slikkerveer met goed gevolg te water gelaten het voor rekening der rederij van de heer Wm Ruys J.Dzn. alhier gebouwde barkschip genaamd FOP SMIT, groot ca. 350 lasten.114

 

Overige bijzonderheden

K.J.Swart voer jarenlang als stuurman onder kapitein Lammert Hendriks Singer op de kof “Koning Willem” in de veertiger jaren bij de N.V.Friese Kofscheepsrederij te Woudsend (gebr.Tromp)041-p.78.

In een voor de vrachtvaart ongunstige periode aan het eind van de 50-er jaren in de 19-de eeuw probeerde reder W.Ruys J.Dz. de verliezen te beperken door ook voor eigen rekening handelswaren te verschepen. “Een merkwaardig voorbeeld waarop Ruys zijn gezagvoerders in dit opzicht schoolde, leverde kapitein K.I.Swart van de Drie Gebroeders al in 1849. Dit schip had een lading guano vervoerd van Valparaiso naar San Francisco. Na de lossing bleek geen uitgaande lading verkrijgbaar voor de voorgenomen reis naar China. Toen kocht de gezagvoerder op speculatie een grote partij brood, waarmee hij naar Honolulu zeilde en waar het brood, inmiddels lichtelijk oudbakken, voor de drievoudige prijs werd verkocht! Bovendien brak hij in San Francisco uit het tussendek alle kooien, waarin hij in 1847 landverhuizers naar New York had vervoerd en verkocht op eigen initiatief aan een handelaar ter plaatse het hout dezer kooien tegen een zeer goede prijs. Toen de Drie Gebroeders tenslotte in 1850 in Indië belandde was aldaar slechts zeer weinig lading naar Holland verkrijgbaar. Voor scheepsrekening kocht de gezagvoerder daarop 5.400 balen rijst, alsmede een partij bindrotting. Het gevolg van dit initiatief was dat er na de terugkeer in januari 1851 en na de verkoop van rijst en rotting, ondanks de lange reis en de vele tegenslagen een mooie uitdeling kon plaatsvinden aan de deelhebbers in het rederij-contract; ook de gezagvoerder was uit financieel oogpunt allerminst te beklagen”024.

Hij zou in 1847 landverhuizers met de “Drie Gebroeders” hebben vervoerd. Maar volgens Bouma025 stond dit schip in 1847 onder gezag van kapitein F.C.Bauditz. K.J.Swart zou dit schip hebben gevoerd van 1849-1853.

Voorts met de “Drie Gebroeders”: “... in 1849 tijdens orkaan voor anker liggend te Uwahoe (Sandwich-eilanden); losgeslagen en gestrand, doch afgebracht en gerepareerd; in 1850 varend van Singapore naar Batavia op blinde klip gelopen, na vlotkomen teruggekeerd naar Singapore, waar gerepareerd; ...”024.

Arie Reinders Roda (Arjen), geboren c.1825 te Terschelling overleed op 18 juli 1850 in het hospitaal van Singapore als bemanningslid van het Nederlandse Brikschip “De Drie Gebroeders” onder gezag van kapitein Klaas Jans Swart. Uit: J.P.N.L.Roorda van Eijsinga. Roda van Terschelling, een geslacht van zeevarenden. Naaldwijk/Oostburg, 1966. (CBG G/-/port/554)

 

K.J.Swart verzorgde per 23 april 1852 vanuit Hellevoetsluis met de “Fop Smit” een troepentransport van 3 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 08 augustus 1852 na 107 dagen. Onderweg overleed 1 manschap.

Op 21 september 1861 vertrok hij vanuit Brouwershaven met de “Ouderkerk aan de Amstel” en 7 landmachtofficieren. Hij arriveerde te Batavia op 09 januari 1862 na 110 dagen.

Op 21 september 1862 vertrok hij vanuit Brouwershaven met hetzelfde schip en 2 landmachtofficieren. Hij kwam in Batavia aan op 28 december 1862 na 98 dagen.

Op 29 september 1869 vertrok hij vanuit Brouwershaven met de “Cornelis Wernard Eduard” en een troepentransport van 2 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 06 januari 1870 na 99 dagen065.

Op 27 september 1871 vertrok hij met de “Cornelis Wernard Eduard” (vertrekplaats niet vermeld) en 1 landmachtofficier naar Indië. De aankomstdatum te Batavia is niet opgegeven065*.

 

 

Nieuwe Rotterdamsche Courant 1 juli 1861

 

In “Reizen rond Kaap Hoorn onder Nederlandse vlag. Overzicht vanaf de ontdekking in 1616 tot het einde van de Nederlandse grote zeilvaart in 1911”. door H.Hazelhoff Roelfzema. Uitgave Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarder, 2010, 88 pp plus Bijlage met een Chronologisch Register van Reizen van 1616 tot 1911.121

p.52-55: “Naar Californië 1849- 1851. Oceaan, Drie Gebroeders, Jan van Hoorn, J.C.Schotel”

Het tweede schip dat in 1847 rond Kaap Hoorn voer was de bark “Drie Gebroeders”. “In San Francisco bleek veel vraag naar timmerhout. Nu had de Drie Gebroeders kort tevoren Europesche landverhuizers naar New York vervoerd. Het hout van de kooien in het tussendek was aan boord gehouden voor een eventuele volgende emigrantenreis. Dit hout werd nu te gelde gemaakt. Bij het ontbreken van uitgaande lading werd een grote partij scheepsbeschuit ingeslagen en op de Sandwich Eilanden voor de drievoudige prijs verkocht (Ohua was een bevoorradingshaven voor walvisvaarders). Via Honghong zeilde de Drie Gebroeders naar Batavia, waar de kapitein voor risico van de reder 5.400 balen rijst kocht, die in Nederland met een redelijke winst van de hand kon worden gedaan.”

 

Datum vanaf: 1848
Kapitein: Swart, Klaas Jans

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

A.Krentebol was met vlagnummer R327 in de periode 1851 t/m 1854 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1855 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) werd vermeld dat zijn weduwe een uitkering kreeg van f 125,-. In 1858 en 1859 was de uitkering jaarlijks f 150,-058.

 

De schepen van de kapitein

In het Jaarverslag 1851 van de Maatschappij staat kapitein A.Krentebol met vlagnummer R327 als gezagvoerder van de bark “Drie Gebroeders”, 214 last, varend voor W.Ruys J.Dz te Rotterdam

 

Bouma025 vermeldt bij de bark “Drie Gebroeders”, gebouwd in 1844 te Slikkerveer, 412 ton o.m., varend voor W.Ruys J.Dz te Rotterdam, GEEN kapitein Krentebol.

 

Overige bijzonderheden

Geen

 

 

Datum vanaf: 1851
Kapitein: Krentebol, A.

Familiegegevens en opleiding

Lodewijk Jozephus Wilhelmie werd geboren op 08 december 1820 te Oostende als zoon van de Nederlands Hervormde Dulon Evertus Wilhelmie (overleden te Boxtel), kolonel en plaatselijk commandant, en Johanna Jacoba Mispelblom (overleden te Boxtel), beiden gewoond hebbende o.a. te Maastricht. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de van Brakelstraat 27 en Baan Wijk 3 nr. 232.

Hij trouwde op 19 september 1849 te Rotterdam met Elizabeth de Held, geboren op 30 oktober 1826 te Rotterdam, particuliere, als dochter van de Nederlands Hervormde David de Held en Adriana Hamwijk.

Lodewijk overleed op 20 februari 1870 te Rotterdam aan de van Brakelstraat005.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

L.J.Wilhelmie was met vlagnummer R371 in de periode 1853 t/m 1870 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein L.J.Wilhelmie met vlagnummer R371 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*   1855                  van de bark “Drie Gebroeders”      214 last varend voor W.Ruys J.Dz te Rotterdam

*   1858                  geen vermelding van schip en boekhouder

*   1859                  van de bark “Johanna Maria” 351 last    varend voor J.R.Veder & Zoon te Rotterdam

*   1862 t/m 1864 van de bark “Johanna Maria” 351 last    varend voor J.R.Veder & Zonen te Rotterdam

*   1865 t/m 1867 geen vermelding van schip en boekhouder

 

J.H.Wilhelmie was van 1853-1856 gezagvoerder van de bark de "Drie Gebroeders", 410 ton, gebouwd in 1843/1844 bij Fop Smit te Slikkerveer025. "... in 1854 op weg van Londen naar Sydney aangezeild doot Spaanse schoener; gerepareerd te Cowes;... "024.

J.H.Wilhelmie was in 1858 gezagvoerder van het 3/m resp. fregat schip de "Jacoba Helena" (ex-"Erfprinses Sophie"), 750 ton, gebouwd in 1848 te Middelburg eigendom van de rederij W.Ruys J.Dz te Rotterdam. "... op thuisreis van Java in oktober 1857 na noodweer Port Louis op Mauritius als noodhaven aangelopen; voor anker liggend op de rede aangevaren door het losgeslagen Franse zeilschip Sigisbert Cézard", bemanning gered, doch schip onherstelbaar beschadigd; na lossing van de lading wrak verkocht"024 en 025.

 

Bouma025 vermeldt L.J.Wilhelmie als gezagvoerder gedurende:

*   1853 t/m 1856 van de bark “Drie Gebroeders”, gebouwd in 1844 te Slikkerveer, 412 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam. Het schip is in 1856 in de Downs gestrand op weg van Rotterdam naar Hongkong onder kapitein Hofman. Uit deze opgave is niet duidelijk of kapitein Hofman (zie aldaar) vanaf de afvaart het gezag voerder of dat hij dat gedurende de reis overnam van kapitein Wilhelmie.

*   1858 van het fregat “Jacoba Helena” ex Erfprinses Sophie, gebouwd in 1840 te Middelburg, 750 ton o.m., varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam. Het schip werd met schade naa een aanvaring te Mautirius binnengebracht en afgekeurd;

*   1860 t/m 1865 van de bark “Johanna Maria”, gebouwd in 1840 te Slikkerveer, 666 ton o.m., varend voor J.R.Veder te Rotterdam;

*   1867 t/m 1868 van de 2/msch “Meeuw” ex Eagle, gebouwd in 1862, bouwlocatie niet vermeld, 113 ton o.m., varend voor Freule A.Tinne te ’s Gravenhage. Het schip is aangeduid als een jacht. Het werd in 1868 naar het buitenland verkocht.

 

Overige bijzonderheden

Toen zij (ic. freule Tinne, zie hiervoor overzicht van Bouma) in 1867/68 begon aan een tocht door de Atlas en de Noordelijke Sahara werd zij door een aantal bemanningsleden en de kapitein Wilhelmi vergezeld. Mathijs Metzon was inmiddels met “De Meeuw” naar Malta gevaren, die daar verkocht moest worden. In oktober 1868 arriveerde Alexandrine in Tripoli. Hier verlieten kapitein Wilhelmi, zijn vrouw en zijn dochter gefrustreerd het gezelschap.

Ontleend aan een “Genealogie van het Geslacht Masson-Metzon, een zeevarend geslacht van Bretonse afkomst“. In te zien in het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag onder code Masson; Metzon

 

J.C.Kikkert in “Een Haagsche dame in de Sahara. Het avontuurlijk leven van Alexandrine Tinne 1835-1869, Rainbow Pockets, 2005, 309 pp. staat in hoofdstuk “De Meeuw”, p. 223-229 een beschrijving van het schip “Meeuw” en de belevenissen van kapitein Wilhelmie en stuurman Metzon.

Enkele citaten:

p.225        Het schip werd gekocht door John Tinne, een halfbroer van Alexandrine. “… op het eiland Wight, voor de zuidkust van Engeland, vond hij wat hij zocht. Hier lag tegen elk aannemelijk bod het jacht Seagull (sic!) te koop, dat pas drie jaar oud was. Het had eenmaal tussen Engeland en Cherbourg heen en weer gevaren en daarna was de eigenaar faillite gegaan.  Hij kocht de Seagull voor 1950 pond, inclusief masten en zeilen, ankers en alle verder scheepsbenodigdheden.”

p.226        “Oom Jules (een broer van haar moeder in Den Haag) had … verstand van zeelieden. Hij wist de rustige en bekwame Rotterdammer Wilhelmie als kapitein te engageren en verder nog een stuurman, (i.c. Metzon), een hofmeester, een timmerman, een kok, een zeilmaker, zes matrozen en twee lichtmatrozen.”

p.227        “Het schip werd bij de Koninklijke Nederlandsche Yacht Club in Rotterdam geregistreerd onder de naam Meeuw. In het voorjaar vertrok het uit Nederland met bestemming Marseille. … Al tijdens de tocht van Engeland naar Zuid-Frankrijk noemde kapitein Wilhelmie zijn nieuwe schip ‘een echt product van Engelse knoeierij”

p.229        “In 1866 vertrok … de Meeuw Toulon (en) … maakte het jacht de oversteek naar Algiers, … Hier werd de Meeuw afgemeerd en huurde Alexandrine voor zichzelf, haar bedienden en haar bemanningsleden een huis in de stad. Zij heeft daarna nooit meer een voet aan boord van haar kostbare jacht gezet.”

p.232        In Algiers huurde Alexandrine “voor zichzelf, haar vele bedienden en een gedeelte van de bemanning een groot huis. De rest bleef aan boord van de Meeuw in de Algierse haven. Kapitein Wilhelmie behoorde tot degenen die bij de ‘freule’ introkken. … Wilhelmie werd in honderd dagelijkse dingen Alexandrines rechterhand en zij was zeer ingenomen met haar `grootvizier`, die zij in haar brieven aan omm Jules prees om zijn hoffelijkheid, zijn bereidwilligheid, zijn constante goede humeur en zijn aanpassingsvermogen. … zeekapitein Wilhelmie (moest) voor Alexandrine ontwerpen maken van huizen, die ze wilde laten bouwen en tuinen, die ze wilde laten aanleggen.”

p.234        “Na een paar maanden was het wel duidelijk dat Alexandrine de Meeuw niet meer zou gebruiken. … Kapitein Wilhelmie kreeg toestemming zijn vrouw, dochter en hond naar Algiers over te laten komen. En ook de vrouw van stuurman Metzon kon … bij haar intrekken.”

                  “(Zij) stuurde een brief naar John Tinne met de bondige mededeling dat hij de Meeuw zo snel mogelijk moest verkopen. … Om onduidelijke redenen had Alexandrine intussen het jacht met acht bemanningsleden naar Malta gestuurd, terwijl de overige leden, met inbegrip van kapitein Wilhelmie, bij haar in Algiers bleven.”.

p.235        “Hoe het met de Meeuw is afgelopen, is niet bekend.”

p.237        “De dames Wilhelmie en Metson kwamen behouden in Marseille aan, waar zij door hun liefhebbende echtgenoten werden afgehaald voor de oversteek naar Algiers”. In Algiers was nogal wat bekijks want de vrouw van stuurman Metzon “kwam aan … in originele klederdracht, compleet met kanten kap en gouden oorijzers”. De dracht was vermoedelijk Zeeuws-Vlaams (zegt Kikkert, maar het is vermoedelijkVlaardings, zie bij Metzon) “Mevrouw Metson … is haar echtgenoot gevolgd, die met de Meeuw naar Malta was gevaren.”

p.242        In 1867-1868 maakte Alexandrine een (overigens mislukte) tocht vanuit Djelfa, een plaats aan de zuidelijke rand van het Atlasgebergte en trok naar het zuiden. “Aan kapitein Wilhelmie had ze niet veel steun meer. Hij en zijn vrouw pasten zich slecht aan bij de – inderdaad benarde – omstandigheden. Alexandrine schreef aan haar oom Jules:

                  ‘Wilhelmie kan geen schapenvlees eten – het enige dat hier te krijgen is -, kan geen enkel dier berijden, verwacht van de kamelen, dat zij zich zullen gedragen als een gehoorzame bemanning, kankert over de tenten, de woestijn en de zorgeloosheid van de Arabieren.”

                  Wilhelmie werd heen en weer getrokken “tussen zijn loyaliteit aan zijn werkgeefster en die aan zijn echtgenote, daar beide dames op voet van oorlog met elkaar stonden. Misschien had het echtpaar Wilhelmie nog andere redenen zich zorgen te maken, want elders in Alexandrines correspondentie staat te lezen:

                  De dochter van Wilhelmie verarabiseert helemaal: zij kleedt zich Arabisch, schildert haar wenkbrauwen en voorhoofd en wordt hoe langer hoe oosterser, … “

p.245        Na de mislukte expeditie werden de meeste deelnemers ontslagen. “De – eens zo veelgeprezen – kapitein Wilhelmie behoorde ook tot degenen die hun congé kregen. Hij en zijn vrouw begonnen de lange reis naar huis … “

 

Datum vanaf: 1852
Kapitein: Wilhelmie, Lodewijk Jozephus

Familiegegevens en opleiding

Lambertus Hoefman werd geboren op 12 november 1826 te Schiedam als zoon van Johannes Hoefman en Pieternella de Vos.

Hij trouwde op 22 mei 1850 te Schiedam met de Nederlands HervormdeAlida Kooij, geboren te Schiedam op 18 december 1824 als dochter van Nicolaas Kooij en Martijntje Koper. Alida overleed op 28 juni 1910 te Teteringen.

Lambertus woonde te Rotterdam o.a. aan de Hugo de Grootstraat Wijk 13/7 nr. 52. Hij vertrok op 19 februari 1873 naar Nijmegen.

Geen gegevens over zijn overlijden gevonden.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

Hij was met vlagnummer R283 in de periode 1856 t/m 1876 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058

L.Hoefman was in 1868 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein L.Hoefman met vlagnummer R283 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1858, 1859            van de bark “Fop Smit”               290 last        varend voor W.Ruys J.Dz te Rotterdam

*    1862 t/m 1867      van het fregat “Doelwijk”           435 last        voor W.Ruys & Zonen te Rotterdam

*    1874                       van het ss. Friesland”                   1586 last      voor Wm. Ruys & J.G.N. Hoven, Rotterdam

 

L.Hoefman was in 1875 gezagvoerder van het stoomschip de "Friesland", 2500 BRT in 1875 gebouwd bij Mitchell & Co te Newcastle u/T (UK) voor de Stoombootreederij Rotterdamsche Lloyd (een maatschappij van Ruys) te Rotterdam. Op 21 januari 1875 verscheen een advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant waarin een "Geregelde Stoomvaart" werd aangekondigd "van Rotterdam naar Java door het Suez-Kanaal voor passagiers en goederen met ... Friesland kapt L.Hoefman 3000 Tons 1400 PK Hebbende alle uitmuntende inrichtingen voor passagiers". De afvaart zou plaatsvinden op 6 april 1875 vanaf Vlissingen (zie ook bij J.Bakker)024 en 025.

 

L.Hoefman was van 1871-1875 kapitein op het houten fregat “Noach III”, gebouwd in 1868 door J.Smit te Slikkerveer, 117 ton, varend voor rederij Fop Smit Jr te Rotterdam052

 

Bouma025 vermeldt L.Hoefman als gezagvoerder van/in:

*    1862 t/m 1868 van het 3/m schip “Doelwijk”, gebouwd in 1856 te Slikkerveer, geen tonnage vermeld, varend voor W.Ruys JDz te Rotterdam;

*    1869 t/m 1870 van het fregat “Noach II”, gebouwd in 1867 te Slikkerveer, 945 ton o.m., varend voor Fop Smit Jr te Rotterdam;

*    1871 t/m 1873 van het fregat “Noach III”, gebouwd in 1869 te Slikkerveer, 1230 ton o.m., varend voor Fop Smit Jr te Rotterdam;

*    1874 van het schroefstoomschip “Holland”, gebouwd in 1873 te Middlesbro, 2100 ton o.m., varend voor de Stoomv.Mij. “Java”, dir. T.C.Schol;

*    1875 van het schroefstoomschip “Friesland”, gebouwd in 1875 te Newcastle, 3000 ton n.m., varend voor de Rotterdamsche Lloyd, Wm.Ruys te Rotterdam;

 

Overige bijzonderheden

Foto (nr.33) van kapitein L.Hoefman beschikbaar047.

 

L.Hoefman vertrok op 11 september 1861 uit Brouwershaven met de “Doelwijk” en 9 officieren. Hijkwam te Batavia aan op 04 januari 1862. 1 officier overleed onderweg.

Op 14 september 1868 vertrok hij van Brouwershaven met de “Noach II” en een detachement van 4 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 06 december 1868 na een reis van 83 dagen.

Op 27 juni 1869 vertrok hij van Brouwershaven met de “Noach II” en een detachement van 2 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 16 september 1869 na een reis van 81 dagen.

Hij verzorgde per 02 juli 1871 vanuit Hellevoetsluis met de “Noach III” een troepentransport van 4 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 27 september 1871 na een reis van 87 dagen

Op 18 april 1872 vertrok hij van Rotterdam met de “Noach III” en een detachement van 2 officieren en 125 manschappen. Hij kwam te Batavia aan op 04 juli 1872 na een reis van 77 dagen065.

Op 29 november 1874 vertrok hij uit Nieuwediep met de “Holland” en een detachement van 3 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 20 januari 1875 na 52 dagen065*.

Op 29 mei 1875 vertrok hij uit Nieuwediep met de “Friesland” en een detachement van 5 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 09 juli 1875 na 41 dagen065*.

Op 13 november 1875 vertrok hij uit Nieuwediep met de “Friesland” en een detachement van 6 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op29 december 1875 na 46 dagen065*.

 

Nieuwe Rotterdamsche Courant 1 juli 1861

 

1856 kapt. "DRIE GEBROEDERS "Id 13638.

Varend voor W. Ruys J.D. Rotterdam

 

Datum vanaf: 1856
Kapitein: Hoefman, Lambertus

Afbeeldingen


Omschrijving: DRIE GEBROEDERS, aquarel gemaakt in 1851
Collectie: museum 't Behouden Huys
Vervaardiger: Spin, Jacob
Onderwerp: Zeeopname

Omschrijving: DRIE GEBROEDERS
Collectie: Koninklijke Rotterdamsche Lloyd Museum
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Zeeopname
Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

NA-Den Haag Archiefnummer Rott.3.03.17.01.3675.97
DVD VIII – 208, 209
BIJLBRIEF
Naam schip DRIE GEBROEDERS

plaats en datum acte bijlbrief, Kinderdijk, 8 augustus 1844

type schip bark

bouwwerf/verkoper Fop Smit, scheepmakersbaas aan de Kinderdijk, gemeente Nieuw Lekkerland, heeft gebouwd op zijn scheepsmakerij te Ridderkerk

gevoerd door kapt.

eigenaar/aankoper Willem Ruys J.Dzn, Rotterdam als boekhouder

te voeren door kapt.

grootte in tonnen 213 lasten

tuigage / aantal dekken

afmetingen

kiellegging 10 maart 1843

tewaterlating 31 juli 1844

plaats / datum registratie Rotterdam, 12 augustus 1844

nummer van registratie deel deel 32, folio 79, verso, case 6

notaris burgemeester van de gemeente Ridderkerk

prijs

Bijzonderheden: in de acte worden geen eigenaren en/of boekhouder genoemd. Echter Willem Ruys J.Dzn. te Rotterdam was de boekhouder.






researcher/datum research: ML / 140108

Naam DRIE GEBROEDERS
Archiefinstelling Nationaal Archief Den Haag
Jaar 1844
Toegang 3.03.17.01
Inventaris 3675

Bronnen

Jaar: 1844
Bron: NA-Den Haag
Omschrijving: Rott.3.03.17.01.3675-97
Documentatie Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders (SKHV), w.o. collectie Hoedemaker/Smit/Suyk
Documentatie Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders (SKHV), w.o. collectie Hoedemaker/Smit/Suyk