Inloggen
CATHARINA - ID 1327


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1939
Classification Register: Lloyd's Register of Shipping (LR)
Nat. Official Number: 6059 Z ROTT 1939
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Raised quarter deck
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: N.V. Scheepsbouwwerf v/h De Groot & van Vliet, Slikkerveer, Zuid-Holland, Netherlands
Werfnummer: 217
Launch Date: 1939-01-03
Delivery Date: 1939-02-22
Technical Data

Engine Manufacturer: Humboldt-Deutz Motoren A.G., Cologne (Köln), Germany
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 6
Power: 300
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Deutz Type RV6M345 (280x450)
Speed in knots: 8.50
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 391.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 194.00 Net tonnage
Deadweight: 507.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 25340 Cubic Feet
Bale: 23475 Cubic Feet
 
Length 1: 48.98 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 44.81 Meters Registered
Beam: 7.62 Meters Breadth, moulded
Draught: 2.35 Meters Draught, maximum
Ship History Data

Date/Name Ship 1939-02-22 CATHARINA
Manager: N.V. Solleveld's Scheepvaart & Agentuur Maatschappij, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: N.V. Solleveld's Scheepvaart & Agentuur Maatschappij, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PDJO

Ship Events Data

1939-02-15: Als CATHARINA, zijnde een stalen motorschip, groot 1107.01 m3 bruto inhoud volgens meetbrief 's Gravenhage d.d. 09-02-1939 no. 5892, liggende te Slikkerveer, door Joh. Verheek, asp. scheepsmeter te Rotterdam, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 6059 Z ROTT 1939 op het achterschip aan S.B. zijde tegen achterkant lichtkap motorkamer.
1939-02-23: Zaans Volksblad 23-02-1939: Geslaagde proeftocht van de „CATHARINA”. Het bij De Groot & Van Vliet te Slikkerveer, voor Solleveld's Scheepvaart- en Agentuur-Mij. te Rotterdam gebouwde m.s. „Catharina" heeft een geslaagde proeftocht gehouden. Het schip meet ca. 500 ton en is voorzien van een oliemotor, met een capaciteit van 300 pk.
1939-08-14: Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Vrijdag 27 en Zaterdag 28 October 1939, no.211 No.146 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake het verzoek van de N. V. Solleveld's Scheepvaart en Agentuur Maatschappij, te Rotterdam, tot inhouding van de monsterboekjes van H. van Drimmelen, J. Dubbelman en J. den Bakker, allen als matroos gemonsterd op het motorschip Catharina, wegens het onrechtmatig doen eindigen van de arbeidsovereenkomst. Op 14 Augustus 1939 heeft de N. V. Solleveld's Scheepvaart en Agentuur Maatschappij, te Rotterdam, bij den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart een schriftelijk verzoek ingediend tot inhouding van de monsterboekjes van Hendrik van Drimmelen, Jan Dubbelman en Jan den Bakker, wegens het onrechtmatig doen eindigen van de arbeidsovereenkomst op 12 Augustus 1939 te Rotterdam. De behandeling van dit verzoek door den Raad voor de Scheepvaart heeft plaats gevonden ter zitting van 1 September 1939, buiten tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart, die verhinderd was de zitting bij te wonen, doch schriftelijk advies heeft uitgebracht. De Raad nam kennis van de stukken van het vooronderzoek der scheepvaartinspectie en van de arbeids- overeenkomsten, als bedoeld bij artikel 398 van het Wetboek van Koophandel, door genoemde schepelingen met voormelde reederij op 21 Februari en 22 Mei 1939 te Rotterdam aangegaan. De monsterboekjes waren ter tafel aanwezig. Jan Dubbelman, geboren 29 October 1917, wonende te Maassluis, hoewel behoorlijk gedagvaard, is niet verschenen. Tegen hem wordt verstek verleend en de zaak buiten zijn tegenwoordigheid behandeld. Verschenen zijn: Jan den Bakker, geboren 18 Augustus 1915, en Hendrik van Drimmelen, geboren 24 November 1914, beiden wonende te Maassluis. De reederij heeft haar verzoek voor den Raad niet nader doen toelichten. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken : Den Bakker en van Drimmelen, voornoemd, hebben op 21 Februari 1939, Dubbelman op 22 Mei 1939 te Rotterdam een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalden tijd met de N. V. Solleveld's Scheepvaart en Agentuur Maatschappij, gevestigd aldaar, en zijn vervolgens als matroos gemonsterd op het aan die reederij toebehoorende motorschip Catharina, vangende de dienstbetrekking en de dienst aan boord aan: voor den Bakker en van Drimmelen op 22 Februari 1939, voor Dubbelman op 22 Mei 1939 te Slikkerveer. Genoemde arbeidsovereenkomsten hielden o. m. de bepaling in, dat ieder der partijen te allen tijde bevoegd is de dienstbetrekking met inachtneming van een termijn van ten minste 8 dagen schriftelijk op te zeggen. De verklaringen van den Bakker en van Drimmelen komen neer op het volgende: dat op Zaterdag 12 Augustus het schip zeeklaar was gemaakt en er geen werkzaamheden meer voor de matrozen waren te verrichten; dat er evenwel nog eenige monteurs van de fabriek bezig waren met herstellingen aan den motor, alvorens de Catharina zou kunnen vertrekken; dat genoemde monteurs verwachtten, dat deze herstellingen op zijn vroegst eerst den volgenden morgen gereed zouden zijn; dat zij na afloop van hun werkzaamheden aan den kapitein verlof hebben gevraagd om naar den wal te gaan, welk verlof evenwel werd geweigerd; dat zij daarop des avonds zonder verlof van boord zijn gegaan en niet weer aan boord zijn teruggekeerd. Dubbelman heeft bij zijn verhoor door de scheepvaartinspectie tijdens het vooronderzoek eensluidend verklaard, daaraan toevoegende, dat op instigatie van matroos van Drimmelen aan den kapitein verlof is gevraagd, terwijl reeds van te voren onderling was afgesproken, dat men, indien geen
verlof mocht worden verleend, toch van boord zou gaan. De reederij heeft bij haar verzoek tot inhouding van de monsterboekjes o.m. nog het volgende medegedeeld: dat op 12 Augustus de matroos van Drimmelen des middags omstreeks te 5 uur aan een der leden van de reederij, die zich toen aan boord van de Catharina bevond, het volgende ultimatum stelde: „Ik zou nu wel eens willen weten, wat de plannen zijn, want indien de reparaties niet binnen twee uur zijn afgeloopen, ga ik met de matrozen van boord"; dat ongeveer drie kwartier later, dus omstreeks te 6 uur, van Drimmelen, thans in gezelschap van matroos den Bakker, wederom naar genoemd lid der reederij toekwam met de mededeeling, dat men het verder vertikte en de matrozen van boord zouden gaan; dat de matrozen daarop naar beneden gingen om hun boel te pakken; dat het schip inmiddels verhaald moest worden; dat aangeklaagden, dit bemerkende, half gekleed boven kwamen, hun kleeding van boord op den kant wierpen en aan den wal gingen; dat zij, toen zij zagen, dat de Catharina kort daarop opnieuw aan den kant gemeerd lag, weer aan boord kwamen om zich daar verder aan te kleeden; dat aangeklaagden vervolgens van boord zijn vertrokken en niet teruggekeerd; dat het nog is mogen gelukken ander personeel aan te monsteren, waarna de Catharina op Zondagmorgen, 13 Augustus, te 6 uur naar Lübeck is vertrokken. De Raad is met den inspecteur-generaal voor de scheepvaart van oordeel, dat aangeklaagden de arbeidsovereenkomst onrechtmatig hebben doen eindigen. Van eenige geldige reden voor het eenzijdig verbreken der dienstbetrekking is niet gebleken. Inhouding van de monsterboekjes voor na te noemen tijd acht de Raad gerechtvaardigd. Daarbij houdt de Raad rekening met de omstandigheid, dat, gelijk uit het onderzoek is gebleken, van Drimmelen de hoofdpersoon was bij het optreden van deze drie aangeklaagden. Mitsdien: Houdt het monsterboekje van Hendrik van Drimmelen, geboren 24 November 1914, wonende te Maassluis, in voor den tijd van zes maanden, dat van Jan den Bakker, geboren 18 Augustus 1915, wonende te Maassluis, voor den tijd van drie maanden; dat van Jan Dubbelman, geboren 29 October 1917, wonende te Maassluis, (rechtdoende bij verstek) voor den tijd van drie maanden. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, A. L. Boeser en J. N. Egmond, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 15 September 1939. (get.) B. M. Taverne. ,, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Vrijdag 22 en Zaterdag 23 December 1939, no.251 No.194 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake het verzoek van de N. V. Solleveld's Scheepvaart en Agentuur Maatschappij, te Rotterdam, tot inhouding van het monsterboekje van P. Wijnhorst, als lichtmatroos gemonsterd op het motorschip Catharina, wegéns het onrechtmatig doen eindigen van de arbeidsovereenkomst. Op 14 Augustus 1939 heeft de N. V. Solleveld's Scheepvaart en Agentuur Maatschappij, te Rotterdam, bij den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart een schriftelijk verzoek ingediend tot inhouding van het monsterboekje van Pieter Wijnhorst, wegens het onrechtmatig doen eindigen van de arbeidsovereenkomst op 12 Augustus 1939 te Rotterdam. De behandeling van dit verzoek door den Raad voor de Scheepvaart heeft plaats gevonden ter zitting van 16 November 1939 buiten tegenwoordigheid van den inspecteur- generaal voor de scheepvaart, die verhinderd was de zitting bij te wonen, doch in dezen schriftelijk advies heeft uitgebracht. De Raad nam kennis van de stukken van het vooronderzoek der scheepvaartinspectie en van de arbeidsovereenkomst, als bedoeld bij artikel 398 van het Wetboek van Koophandel, door genoemden schepeling met voormelde reederij op 29 Juli 1939 te IJmuiden aangegaan. Het monsterboekje was ter tafel aanwezig. Verschenen is Pieter Wijnhorst, geboren 24 September 1910, wonende te Maassluis. De reederij heeft haar verzoek voor den Raad niet nader doen toelichten. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken : Wijnhorst, voornoemd, heeft op 29 Juli 1939 te IJmuiden een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalden tijd met de N.V. Solleveld's Scheepvaart en Agentuur Maatschappij, gevestigd te Rotterdam, en is vervolgens als lichtmatroos gemonsterd op het aan die reederij toebehoorende motorschip Catharina, vangende de dienstbetrekking en de dienst aan boord aan op 20 Juli 1939 te IJmuiden. Deze arbeidsovereenkomst hield o.in. in de bepaling, dat ieder der partijen te allen tijde bevoegd is de dienstbetrekking met inachtneming van een termijn van ten minste 8 dagen schriftelijk op te zeggen. De reederij heeft bij haar verzoek tot inhouding van het monsterboekje o.m. het volgende medegedeeld: dat op 12 Augustus de matroos van Drimmelen des middags omstreeks te 5 uur aan een der leden van de reederij, die zich toen aan boord van de Catharina bevond, het volgende ultimatum stelde: ,,lk zou nu wel eens willen weten, wat de plannen zijn, want indien de reparaties (aan den motor) niet binnen twee uur zijn afgeloopen, ga ik met de matrozen van boord”; dat ongeveer drie kwartier later, dus omstreeks te 6 uur, van Drimmelen, thans in gezelschap van matroos den Bakker, wederom naar genoemd lid der reederij toekwam met de mededeeling, dat men het verder vertikte en de matrozen van boord zouden gaan; dat de matrozen daarop naar beneden gingen om hun boel te pakken; dat het schip inmiddels verhaald moest worden; dat aangeklaagden, dit bemerkende, half gekleed boven kwamen, hun kleeding van boord op den kant wierpen en aan den wal gingen; dat zij, toen zij zagen, dat de Catharina kort daarop opnieuw aan den kant gemeerd lag, weer aan boord kwamen om zich daar verder aan te kleeden; dat aangeklaagden vervolgens van boord zijn vertrokken en niet teruggekeerd; dat het nog is mogen gelukken ander personeel aan te monsteren, waarna de Catharina, op Zondagmorgen, 13 Augustus, te 6 uur naar Lübeck is vertrokken. Aangeklaagde verklaarde ter zitting, dat hij het hem uit den brief van de reederij voorgelezene toe moet geven, behalve dan, dat hem van een gesteld ultimatum niets bekend is; dat hij erkent verkeerd te hebben gehandeld. De Raad is met den inspecteur- generaal voor de scheepvaart van oordeel, dat aangeklaagde de arbeidsovereenkomst onrechtmatig heeft doen eindigen. Van eenige geldige reden voor het eenzijdig verbreken van het dienstverband is niet gebleken. Inhouding van het monsterboekje voor na te noemen tijd acht de Raad gerechtvaardigd. Daarbij houdt de Raad rekening met de omstandigheid, dat, gelijk bij de behandeling van een andere zaak is gebleken (zie uitspraak in zake het verzoek van dezelfde reederij tot inhouding van de monsterboekjes van H. van Drimmelen, J. Dubbelman en J. den Bakker, dd. 15 September 1939, opgenomen in het bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van 27/28 October 1939, n°. 211, onder n°. 146), van Drimmelen de hoofdpersoon was bij het optreden. Mitsdien: Houdt het monsterboekje van Pieter Wijnhorst, geboren 24 September 1910, wonende te Maassluis, in voor den tijd van drie maanden. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, J. N. Egmond, lid, C. L. Julsing, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 1 December 1939. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1940-03-16: De Maasbode 16-03-1940: Nederlandsche kustvaarders redden schipbreukelingen. Duikboot in actie bij Westhinder? Gisteravond zijn de haven van Brugge binnengeloopen de Nederlandsche motorschepen „Netty" en “Catharina", die elk twee leden aan boord hadden van de bemanning van het Engelsche s.s. „Melrose". Dit schip zou volgens berichten uit Belgische bron Vrijdagmiddag omstreeks een uur in de omgeving van het lichtschip Westhinder op de Noordzee zijn getorpedeerd, toen het op weg was van Antwerpen naar Londen. De “Melrose", die 2500 ton groot was, had een bemanning van 23 koppen. Behalve de bovenbedoelde vier is, voorzoover bekend, slechts één hunner gered en wel door het Nederlandsche ms “Tubo". De overige achttien worden vermist. Onder de geredden bevindt zich de kapitein. Nader wordt nog gemeld, dat het ongeluk is geschied in de nabijheid van Fairbankboei in de buurt van Westerhinder. De mogelijkheid van een mijnontploffing wordt intusschen niet uitgesloten geacht. De kapitein van de “Melrose" is gered door de “Nettie" van J. Vermaas' Scheepvaartbedrijf Rotterdam. De „Catharina" is eigendom van Solleveld's Scheepvaart- en Agentuur Mij. te Rotterdam; de „Tubo" van W. Bootsman te Delfzijl. Men koestert nog eenige hoop, dat de achttien vermisten zich in twee sloepen hebben weten te redden. (s.s.”Melrose”. gebouwd in 1906 bij Ramage & Ferguson Ltd., Leith. Eigenaars G. Gibson & Co. Ltd., Leith-UK. 1940-05-mrt sunk by mine 40hm east of Margate, Antwerp for Grangemouth with general cargo, 18 dead. )
Zwolse courant 16-03-1940: Engelsch schip vergaan. Nederlanders redden vier opvarenden. Achttien worden vermist. Volgens te Rotterdam ontvangen berichten is het Engelsche stoomschip Melrose op de Noordzee ter hoogte van Fairy Bank tengevolge van een mijn of een torpedo gezonken. Voor zoover tot dusver bekend, zijn vier opvarenden van de Melrose door Nederlandsche schepen gered. Het motorschip Nettie van J. Vermaes' Scheepvaartbedrijf te Rotterdam heeft twee opvarenden, o.w. de kapitein, gisteravond te Zeebrugge aan land gezet. Het motorschip Catharina van Solleveld's Scheepvaart en Agentuur Maatschappij te Rotterdam redde ook twee schipbreukelingen, en bracht deze eveneens in Zeebrugge aan wal. Vermist worden nog ongeveer achttien leden der bemanning. Het is echter mogelijk, dat dezen zich in twee sloepen hebben weten te redden.
De Maasbode 19-03-1940: De ondergang van de „Melrose”. Gevaarlijk vaarwater in de Noordzee. Er heerschte Zaterdag nogal wat beroering in scheepvaartkringen te Vissingen. Op de reede lagen tal van schepen op orders te wachten, daar door de marine-autoriteiten was geadviseerd niet uit te varen in verband met de groote gevaren op de route naar Engeland. Behalve enkele schepen van vreemele nationaliteit bleven de schepen dan ook ter reede voor anker liggen, aldus schrijft men uit Vlissingen aan de “N R.Crt." Volgers ontvangen berichten moeten er Vrijdag kort achter elkaar in de omgeving van de plaats waar de West-Hinder heeft gelegen, drie Engelsche schepen zijn vergaan. Een Belgische loods moet gezien hebben, dat een Engelsch schip, vermoedelijk een Leedsboot, in de lucht is gevlogen. Zaterdagavond omstreeks 8 15 uur. kwam in de Vlissingsche haven aan het Nederlandsche motorschip, welk schip twee opvarenden van het Engelsche stoomschip „Melrose" heeft opgepikt en te Zeebrugge aan land heeft gezet. De “Nettie" had een bewogen reis gehad. De bemanning vertelde, dat zij 4 dageen geleden, toen het schip ter hoogte van de Zuid- Oost kust van Engeland voer een avontuur had beleefd. Het was reeds avond, toen plotseling zwaar motorgeronk naderbij kwam. Het was een groot vliegtuig dat boven de “Nettie" cirkelde en onmiddellijk begon de boot met mitrailleurs te beschieten. De bemanning zocht zoo goed mogelijk dekking tegen den kogelregen, die over het schip suisde. Vele kogels ketsten af op het schip; juist onder de stuurhut zijn de sporen van dit schieten nog duidelijk zichtbaar. Nadat het vliegtuig, dat volgens de bemanning van de “Nettie" van Duitsche nationaliteit moet zijn geweest, zoo eenige malen om het schip had gevlogen, liet het plotseling drie bommen vallen, echter gelukkig zonder het schip te raken. Een bom kwam op ongeveer 20 meter van het schip terecht zonder echter schade aan te richten. Daarna verdween het vliegtuig en kon de bemanning van de „Nettie" weer rustigiger ademhalen. Vrijdagmiddag om half twee voer de “Nettie" ter hoogte van de West-Hinder, toen men op 2 mijl afstand plotseling een schip in de lucht zag vliegen. Het schip, dat later het Engelsche stoomschip "Melrose" bleek te zijn, was door een hevige explosie getroffen. De “Nettie" voer onmiddellijk naar de plaats des onheils, waar men niets anders meer aantrof dan een hoop wrakhout. Op een stuk vlot ontdekte men twee mannen, die direct werden opgepikt. Het bleken te zijn de kapitein en een stoker van de “Melrose". Intusschen waren ook de Nederlandsche schepen “Catharina" en “Tubo", die eveneens in de nabijheid voeren, ter hulp gesneld. Deze wisten ook nog drie mannen te redden. De “Melrose" was binnen enkele oogenblikken in de diepte verdwenen. Of de “Melrose" door een mijn of torpedo is getroffen, daarover bestaat geen enkel vermoeden.
1941-01-01: Final Fate:
Ten gevolge van een aanvaring met de Noorse tanker 'Madrano' gezonken op 7 mijl ten zuiden van Lizard. (Positie: 49°51'NB en 05°12'WL) De bemanning werd gered.


Afbeeldingen


Omschrijving: Proefvaart CATHARINA febr. 1939
Collectie: Maritiem Museum Rotterdam collectie Arense/Lazet
Vervaardiger: Onbekend **
Onderwerp: Proefvaart

Omschrijving: Uit het boek Scheepsrampen in oorlogstijd.
Collectie: Onbekend
Vervaardiger: Unknown
Onderwerp: Oorlogsschildering