Familiegegevens en opleiding
geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
W.Maasdijk was met vlagnummer R42 in de periode 1878 t/m 1885 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Hij was dus wèl gerechtigd om de Maatschappijvlag te voeren, maar kon geen financiële aanspraken doen gelden058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein W.Maasdijk met vlagnummer R42 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1878, 1880, 1881 van het fregat “Batavier” 1616 ton n.m. varend voor Lt. Smit te Kinderdijk
* 1882, 1883 geen vermelding van schip en boekhouder
Kapitein W.Maasdijk was in 1876 de eerste gezagvoerder van de clipper "Batavier" (1616 ton), gebouwd op de werf van L.Smit Fopz 026(39/314).
Bouma025 vermeldt W.Maasdijk als gezagvoerder gedurende:
* 1874 t/m 1876 van het ijzeren 3/m schip “Nestor”, gebouwd in 1867 te Kinderdijk, 1579 ton o.m., varend voor L.Smit te Kinderdijk. De machine ie uitgenomen (kennelijk had het schip hiervoor enig stoomvermogen);
* 1877 t/m 1882 van het ijzeren fregat “Batavier”, gebouwd in 1876 te Kinderdijk, 1780 ton n.m., varend voor L.Smit te Kinderdijk.
Overige bijzonderheden
Voor de Raad van Tucht bij de koopvaardij werd in 1876 een klacht behandeld van een passagier Catoire tegen de kapitein W.Maasdijk van het fregat “Nestor”, varend van Batavia naar Nieuwediep, betreffende zijn gedrag ten opzichte van drie meereizende krankzinnige passagiers. Het schip kwam op 15 juni 1876 te Nieuwediep aan met als eindbestemming Amsterdam.
“Gedurende het eerste en grootste gedeelte van de reis waren er nauwelijks problemen. De krankzinnigen gedroegen zich zoals dat van een passsagier mocht worden verwacht.” Volgens Catoire ontstonden er moeilijkheden, toen er aan de krankzinnige passagier Rovers drankgebruik werd toegestaan. Het optreden van de kapitein werd door Catoire afgekeurd. Voorts meende deze dat de kapitein de krankzinnige Smits op onmenselijke wijze had behandeld door hem in een geïmproviseerde dwangbuis vast te binden. Ook de voedselverstrekking aan de krankzinnige passagiers zou volgens hem volstrekt verwerpelijk zijn geweest.
De Raad riep een serie getuigen op en constateerde dat alle aantijgingen niet werden bevestigd. Erger nog, de gedragingen van de krankzinnige Rovers werden niet veroorzaakt door overmatig drankgebruik, maar door “voortdurende plagerijen van vader en zoon Catoire. … De door Catoire tegen kapitein Maasdijk ingediende klachten werden volkomen ongegrond verklaard.” 104.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Joh. G.Wiebenga was met vlagnummer R2 in de periode 1885 t/m 1902 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dit betekende dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen aanspraak kon maken op financiële tegemoetkomingen058.
J.G.Wiebenga was van 1901-1906 permanent commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 04 maart 1897 staat een verslag van de uitreiking van medailles in de wedstrijd 1894/95 voor de beste kompasjournalen. Er waren 27 deelnemers, die in totaal 50 journalen inzonden. De gouden medaille is verworven door F.H.Bonjer, gezagvoerder van het ss “Spaarndam, het zilver ging naar G.Stenger van het ss “Amsterdam en het brons naar S.Turfboer, gezagvoerder van de “Prinses Wilhelmina. Een buitengewone bronzen medaille werd toegekend aan de thans buitengaats zijnde kapitein J.G.Wiebenga van het fregat “De Ruyter”.023.
Dezelfde mededeling staat in het tijdschrift De Zee, Jg. 1897, p.71-75 met de toevoeging dat de kwalificatie “brons” is gebruikt omdat het bijhouden op een zeilschip moeilijker is dan op een stoomschip. De werkelijk bronzen medaille werd toegekend aan kapitein S.Turfboer van het ss. Prinses Wilhelmina”
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam)058 staat kapitein J.G.Wiebenga met vlagnummer R2 vermeld als gezagvoerder van/in:
* 1885, 1886, 1887 op het fregat “Batavier”, 1616 ton, varend voor J.Koning & van Delden te Rotterdam;
* 1890, 1891, 1892, 1893, 1894 op het fregat “De Ruijter”, c. 2600 ton, varend voor de Ned. Scheepvaart-Maatschappij;
* 1897, 1898, 1899, 1900, 1901, 1902 op het fregat “Nicolaas Witsen”, 2995 bruto ton, varend voor F.F.Groen te Amsterdam
J.G.Wiebenga was van 1891-1895 kapitein van het stalen fregat “De Ruyter”, gebouwd in 1891 door Huygens & van Gelder te Amsterdam, 1689 ton, varend voor rederij Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij te Amsterdam052.
Bouma025 vermeldt J.G.Wiebenga als gezagvoerder gedurende:
* 1883 ophet ijzeren 3/m schip “Batavier”, gebouwd in 1876 te Kinderdijk, 1780 ton n.m., varend voor L.Smit te Kinderdijk;
* 1884 t/m 1888 op hetzelfde schip maar nu voor J.Koning & van Delden te Rotterdam;
* 1890 op het ijzeren 3/m schip “Batavier”, gebouwd in 1876 te Kinderdijk, 1780 ton n.m., varend voor J.Koning & van Delden te Rotterdam;
* 1890 van het fregat “Wilhelmina Cornelia” ex A.& W.C., gebouwd in 1875 te Alblasserdam, 1440 ton o.m., varend voor C.M. van Vessem te Rotterdam;
* 1891 t.m 1894(?) op de stalen bark (is fregat) “De Ruyter”, gebouwd in 1891 te Amsterdam, 1689 ton n.m, varend voor Zurmühlen & van Vessem te Amsterdam;
* 1897 t/m 1905 op het stalen 3/m schip “Nicolaas Witsen”, gebouwd in 1897 te Amsterdam, 1565 ton n.m., varend voor F.F.Groen te Amsterdam. Het schip werd in 1905 verkocht naar Hamburg.
In Bouma worden meer schepen dan de hiervoorgenoemde geregistreerd onder J.G.Wiebenga. In de verslagen van het Rotterdamse zeemanscollege worden echter 2 personen met de initialen J.G. genoemd. Zie ook onder J.G.Wiebenga hiervoor. Nader genealogisch onderzoek omtrent de verwantschap is noodzakelijk.
Overige bijzonderheden
In: H.C.Willemze “Mijn reis als scheepstimmerman met het fregat “Nicolaas Witsen””, verschenen in “Verhalen voor de mast. Herinneringen van Nederlandse schepelingen uit hun zeiltijd”, een uitgave van de Stichting Nederlandse Kaap-Hoornvaarders, 2000:4-12, staat als noot 6 een overzicht van de schepen van kapitein Johannes G.Wiebenga en wel:
1883 t/m 1888 de ijzeren clipper Batavier;
1890 de Wilhelmina Cornelia
1891 t/m 1895 de stalen bark De Ruyter
1897 t/m 1905 het fregat Nicolaas Witsen.
Het verslag is geschreven in 1948-1952 en beschrijft een reis 1901-1901 vanuit Londen naar Australië (Freemantle/Port Pirie en terug naar Le Havre. Willemze beschrijft kapitein Wiebinga a.h.v.:
“De kapitein was meer een aristocraat dan een eenvoudige zeeman; hij hoorde graag dat ze hem kranig vonden, maar dat was hij helemaal niet: hij had geen durf. Hij haalde nooit de volle honderd procent uit de windkansen. Als het schip tien mijl liep (18,5 km per uur) dan gaf hij al order om zeilen te bergen. Maar hij was steeds vriendelijk. En zelfs midden op de oceaan was hij tot in de puntjes gekleed, alsof hij elk moment verwachtte bij de consul geroepen te worden. Zolang het schip in Londen lag te lossen en te laden, was zijn vrouw met Geesje - hun enige dochtertje - aan boord.”
ZIE VOOR WIEBES OOK BIJ WYBES/WIJBES
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt L.J.Prul als gezagvoerder gedurende:
* 1884 t/m 1887 op de bark “Merapi” ex Anna Elisabeth, gebouwd in 1870 te Amsterdam, 851 ton o.m., varend voor A.Hendrichs & Co te Amsterdam. Bij Boulogne gestrand (zie Zeetijdingen 20 januari 1887);
* 1889 op het ijzeren 3/m schip “Batavier”, gebouwd in 1876 te Kinderdijk, 1780 ton n.m., varend voor J.Koning & van Delden te Rotterdam;
Overige bijzonderheden
“De Merapi, evenals de Sindoro van Java op weg naar Nederland, strandde in februari 1887 op de kust bij Boulogne. De bemanning werd gered maar het grootste deel van de lading koffie lag na stranding over een lengte van vijf mijl verspreid langs de kust. Ruim 1800 buffelhuiden en 700 ton koffie werden op 2 maart 1887 in Frankrijk geveild.”
In: Overzigt van Handel en Scheepvaart 28, nrs 25 en 26. Citaat is uit: Pleidooi voor de zeilvaart” door Petra Vermeulen, Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 12(2):141-158, 1993, noot 26.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Joh. G.Wiebenga was met vlagnummer R2 in de periode 1885 t/m 1902 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dit betekende dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen aanspraak kon maken op financiële tegemoetkomingen058.
J.G.Wiebenga was van 1901-1906 permanent commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 04 maart 1897 staat een verslag van de uitreiking van medailles in de wedstrijd 1894/95 voor de beste kompasjournalen. Er waren 27 deelnemers, die in totaal 50 journalen inzonden. De gouden medaille is verworven door F.H.Bonjer, gezagvoerder van het ss “Spaarndam, het zilver ging naar G.Stenger van het ss “Amsterdam en het brons naar S.Turfboer, gezagvoerder van de “Prinses Wilhelmina. Een buitengewone bronzen medaille werd toegekend aan de thans buitengaats zijnde kapitein J.G.Wiebenga van het fregat “De Ruyter”.023.
Dezelfde mededeling staat in het tijdschrift De Zee, Jg. 1897, p.71-75 met de toevoeging dat de kwalificatie “brons” is gebruikt omdat het bijhouden op een zeilschip moeilijker is dan op een stoomschip. De werkelijk bronzen medaille werd toegekend aan kapitein S.Turfboer van het ss. Prinses Wilhelmina”
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam)058 staat kapitein J.G.Wiebenga met vlagnummer R2 vermeld als gezagvoerder van/in:
* 1885, 1886, 1887 op het fregat “Batavier”, 1616 ton, varend voor J.Koning & van Delden te Rotterdam;
* 1890, 1891, 1892, 1893, 1894 op het fregat “De Ruijter”, c. 2600 ton, varend voor de Ned. Scheepvaart-Maatschappij;
* 1897, 1898, 1899, 1900, 1901, 1902 op het fregat “Nicolaas Witsen”, 2995 bruto ton, varend voor F.F.Groen te Amsterdam
J.G.Wiebenga was van 1891-1895 kapitein van het stalen fregat “De Ruyter”, gebouwd in 1891 door Huygens & van Gelder te Amsterdam, 1689 ton, varend voor rederij Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij te Amsterdam052.
Bouma025 vermeldt J.G.Wiebenga als gezagvoerder gedurende:
* 1883 ophet ijzeren 3/m schip “Batavier”, gebouwd in 1876 te Kinderdijk, 1780 ton n.m., varend voor L.Smit te Kinderdijk;
* 1884 t/m 1888 op hetzelfde schip maar nu voor J.Koning & van Delden te Rotterdam;
* 1890 op het ijzeren 3/m schip “Batavier”, gebouwd in 1876 te Kinderdijk, 1780 ton n.m., varend voor J.Koning & van Delden te Rotterdam;
* 1890 van het fregat “Wilhelmina Cornelia” ex A.& W.C., gebouwd in 1875 te Alblasserdam, 1440 ton o.m., varend voor C.M. van Vessem te Rotterdam;
* 1891 t.m 1894(?) op de stalen bark (is fregat) “De Ruyter”, gebouwd in 1891 te Amsterdam, 1689 ton n.m, varend voor Zurmühlen & van Vessem te Amsterdam;
* 1897 t/m 1905 op het stalen 3/m schip “Nicolaas Witsen”, gebouwd in 1897 te Amsterdam, 1565 ton n.m., varend voor F.F.Groen te Amsterdam. Het schip werd in 1905 verkocht naar Hamburg.
In Bouma worden meer schepen dan de hiervoorgenoemde geregistreerd onder J.G.Wiebenga. In de verslagen van het Rotterdamse zeemanscollege worden echter 2 personen met de initialen J.G. genoemd. Zie ook onder J.G.Wiebenga hiervoor. Nader genealogisch onderzoek omtrent de verwantschap is noodzakelijk.
Overige bijzonderheden
In: H.C.Willemze “Mijn reis als scheepstimmerman met het fregat “Nicolaas Witsen””, verschenen in “Verhalen voor de mast. Herinneringen van Nederlandse schepelingen uit hun zeiltijd”, een uitgave van de Stichting Nederlandse Kaap-Hoornvaarders, 2000:4-12, staat als noot 6 een overzicht van de schepen van kapitein Johannes G.Wiebenga en wel:
1883 t/m 1888 de ijzeren clipper Batavier;
1890 de Wilhelmina Cornelia
1891 t/m 1895 de stalen bark De Ruyter
1897 t/m 1905 het fregat Nicolaas Witsen.
Het verslag is geschreven in 1948-1952 en beschrijft een reis 1901-1901 vanuit Londen naar Australië (Freemantle/Port Pirie en terug naar Le Havre. Willemze beschrijft kapitein Wiebinga a.h.v.:
“De kapitein was meer een aristocraat dan een eenvoudige zeeman; hij hoorde graag dat ze hem kranig vonden, maar dat was hij helemaal niet: hij had geen durf. Hij haalde nooit de volle honderd procent uit de windkansen. Als het schip tien mijl liep (18,5 km per uur) dan gaf hij al order om zeilen te bergen. Maar hij was steeds vriendelijk. En zelfs midden op de oceaan was hij tot in de puntjes gekleed, alsof hij elk moment verwachtte bij de consul geroepen te worden. Zolang het schip in Londen lag te lossen en te laden, was zijn vrouw met Geesje - hun enige dochtertje - aan boord.”
ZIE VOOR WIEBES OOK BIJ WYBES/WIJBES
Familiegegevens en opleiding
Foto (nr.98) beschikbaar van kapitein J.J.Verbeet047.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.J.Verbeet was met vlagnummer R135 in 1875 en in de periode 1883 t/m 1887 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. In ieder geval in de periode 1883 t/m 1887 was hij lid voor de vlag, volgens de beschikbare ledenlijsten uit de Jaarverslagen van de Maatschappij. Dat betekent dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen. Of het in 1875 en de periode vanaf 1883 om dezelfde persoon gaat is me niet bekend.058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1888 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1888 voor het vlaggelidmaatschap heeft bedankt058
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van 1883 en 1885 t/m 1887 van de Maatschappij staat kapitein J.J.Verbeet met vlagnummer R135 in de ledenlijsten als gezagvoerder van de bark “Helena”, 1170 ton, varend voor W.A.J.Wittkampf te Schiedam058.
Bouma025 vermeldt J.J.Verbeet als gezagvoerder gedurende:
* 1875 t/m 1877 op de bark “Aeolus” ex Johanna Geertruida, gebouwd in 1855 te Kinderdijk, 690 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam. Het schip werd in 1877 verkocht naar Noorwegen;
* 1882 t/m 1890 op de bark “Helena” ex Lottie Warren, gebouwd in 1863 in East Boston, 1184 ton o.m., varend voor W.A.J.Wittkampf te Schiedam;
* 1891 t/m 1892 ophet ijzeren 3/m schip “Batavier”, gebouwd in 1876 te Kinderdijk, 1780 ton n.m., varend voor de scheepv. “Zuid-Rotterdam Holland” Dir. J.Koning.
Overige bijzonderheden
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt H.Scherpbier als gezagvoerder gedurende:
- * 1893 t/m 1894 ophet ijzeren 3/m schip “Batavier”, gebouwd in 1876 te Kinderdijk, 1780 ton n.m., varend voor de scheepv. “Zuid-Rotterdam Holland” Dir. J.Koning.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
D.Gomes was met vlagnummer R17 in de periode 1877 t/m 1891 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dat betekende dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1891 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1891voor het lidmaatschap bedankt058
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein D.Gomes met vlagnummer R17 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1877, 1878 fregat “Noach IV” 1503 ton o.m. voor Fop Smit Jr te Rotterdam
* 1880 t/m 1881 fregat “Noach IV” 1303 ton n.m voor Fop Smit Jr te Rotterdam
* 1882, 1883,
1885 t/m 1888 bark “Noach IV” 1303 ton voor Fop Smit Jr te Rotterdam
* 1890 bark “Noach IV” 1303 ton voor Scheepv.Mij Zuid-Holland te Rotterdam
De clipper "Batavier" (1616 ton), gebouwd in 1876 bij L.Smit Fopz te Kinderdijk, "passeerde van Indië komend onder Kapt.F.Gomes op 9 Dec.1904 St.Helena en werd sindsdien vermist026(39/314).
D.Gomes was van 1880-1890 kapitein van de composietbark “Noach IV”, gebouwd in 1875 bij J.Smit te Slikkerveer, 1303 (1503) ton, varend voor reder Fop Smit Jr te Rotterdam. In 1890 verkocht aan de Scheepvaart Maatschappij “Zuid Holland”. Te Rotterdam052
Bouma025 vermeldt D.Gomes als gezagvoerder gedurende:
* 1873 van het 3/mschip “Lichtstraal”, gebouwd in 1864 te Slikkerveer, 1500 ton o.m., varend voor Fop Smit Jr te Rotterdam;
* 1877 t/m 1890 van het fregat “Noach IV”, gebouwd in 1875 te Slikkerveer, 1503 ton o.m., varend voor Fop Smit Jr te Rotterdam. Het schip werd in 1882 getuigd als bark;
* 1891 t/m 1892 op hetzelfde schip maar nu varend voor de Scheepvaart “Zuid Holland”, Dir. J.Koning. Het schip werd te East London afgekeurd en verkocht;
* 1895 ophet ijzeren 3/m schip “Batavier”, gebouwd in 1876 te Kinderdijk, 1780 ton n.m., varend voor de scheepv. “Zuid-Rotterdam Holland” Dir. J.Koning. Het schip werd in 1895 vermist. Was op 09 december 1894 St.Helena gepasseerd
Overige bijzonderheden
Op 29 november 1886 deed de Raad van Tucht voor de koopvaardij uitspraak inzake een klacht van een passagier, een zekere Gonsenoord, van de bark “Noach IV” onder gezag van kapitein Gomes. Tijdens de reis in de zomer van 1886 zou de kapitein een schepeling mishandel hebben, zou hij enige passagiers beledigd hebben en zou hij in de nacht geen navigatielichten hebben gevoerd waardoor schip en lading in gevaar zouden zijn gebracht.
Wettelijk was het voeren van boordlichten bij zeilschepen verplicht maar veel kapiteins hielden zich hier niet aan vanwege de kosten van de olie. De kapitein zei dat hij inderdaad geen boordlichten voerde wanneer hij van mening was geen schepen tegen te zullen komen, zoals op het traject van de Kaap naar St.Helena. De Raad meende echter dat zijn verzuim ernstige afkeuring verdiende maar dat een zware straf zoals een schorsing niet gerechtvaardigd was.
Wat betreft de andere klachten”tijdens de reis vierde de kapitein op 17 juli aan boord de verjaardag van zijn vrouw. Er heerste aan boord een feestelijke stemming met daarbij het nodige drankgebruik. Eén van de bemanningsleden had van de zeilmaker een klap gehad, maar had zelf daarover geen klacht ingediend. Wellicht dat de kapitein enige minder vleiende opmerkingen tegen enkele passagiers had gemaakt. Maar al met al was dit geen reden om disciplinaire maatregelen tegen hem uit te spreken. Hij kreeg dus geen straf. 104.
Een overeenkomstig relaas staat in “De Clippers”, Anno Teernstra, Holdert & Co, Amsterdam, 1945, p.203.
|