1962-12-17: |
De BANKA speelde een leidende rol in de reddingsoperatie van het zinkende Duitse “Nautilus” 3218 / 22 . N.W. van Texel . De “Nautilus”, zonk die dag in een zware storm en er werd maar 1 bemanninglid van de 24 die aanboord waren gered. De “BANKA”, was voorzien van een zender met groot vermogen en kapitein H. Snoodijk heeft mede daardoor de gehele operatie kunnen leiden.
Het Vrije Volk 17-12-1962: Scheepsramp bij Texel – 23 doden, 1 geredde. (Van een onzer verslaggevers) Een matroos — Leenhardt Frei (26) —heeft zondag het vergaan overleefd van het Westduitse stoomschip Nautilus 3218 brt, in een vliegende noordwester stormacht mijl noordwest yan het lichtschip Texel. Drieëntwintig zeelieden kwamen om het leven bij deze zeeramp. Een van de ergste van na de oorlog voor de Nederlandse kust. Zeventien doden werden gisteravond in Den Helder door de reddingsboot Prins Hendrik en de Nederlandse kustvaarder Banka aan wal gebracht. Geholpen door zijn redders, gewond en in dekens gehuld, stapte Leenhardt Frei zondagavond in IJmuiden van de Westduitse kustvaarder Gretchen van Allwörden aan land, hij wist op dat moment nog niet, dat al zijn medeopvarenden waren omgekomen. De ramp met de Nautilus heeft zich in 35 minuten voltrokken. Het was windkracht 10. De luikhoofden van het voorschip van de veertig jaar oude stomer uit Bremen bezweken onder het geweld van de zware brekers. Vijf minuten na het verlaten van het schip door de bemanning is de met kolen geladen Nautilus gezonken. Tweeëneenhalf uur later voer de te hulp gesnelde Gretchen von Allwörden door een veld van lijken. Bijna ging ook deze kleine met hout geladen kustvaarder ten onder. De zware deklading werd doorweekt door het overkomende water. Er stonden golven van; zeven meter hoog. Tien Beaufort. De wind had een sterkte van tien Beaufort, toen stuurman Siegfried Urmoneit (25) zich op een al twintig graden slagzij makende kustvaarder aan een lijn liet vastbinden. Op het voorschip van de Gretchen liet hij zich aan bakboord in het water zakken en greep de hand van de nog tekenen van leven vertonende matroos Frei. De matroos dreef op zijn zwemvest. Hij was volkomen verstijfd van de kou. Zijn gehele lichaam had een blauwe kleur. Bij het aan boord trekken van de kustvaarder liep hij schaafwonden op. Het eerste half uur kon hij geen woord uitbrengen. Hij had vijfeneenhalf uur gedreven. Op de Gretchen werd hij uitgekleed en warm gewreven. Hij kreeg wat cognac en kwam daarna enigszins op verhaal. Hij bleek een shock te hebben opgelopen. Uit zijn woorden maakte kapitein Ernst August von Allwörden (eigenaar van de kustvaarder) op, dat de ramp zich in vijf minuten had voltrokken. Hoge zeeën hadden de reddingsboten — een van hout en een van staal — omgesmeten. Een van de twee rubberdinghy's blies zich zelf niet op en dreef als een lege zak op het water. Bijna onmiddellijk nadat zij in zee vielen; moeten de 23 mannen zijn gestorven door de koude van het water en de schrik. Daarop wees het grote aantal in zee drijvende lijken. Het eerste, noodsein werd zondagmorgen kwart over zes ontvangen. In morse seinde de telegrafist: Nautilus, 15 mijl nw Texel zinkende. Verzoekt dringend-sleepboot-en reddingboothulp. Een half uur later liet hij de te hulp geschoten zeeslepers Friesland en Holland weten, dat de bemanning het schip ging verlaten. 'Ik heb de seinsleutel vastgezet, zodat u de Nauilus kunt peilen. Vijf minuten lang werden de automatische sos-seinen van de Nautilus nog gehoord. Daarna zweeg het schip vóór altijd. De Gretchen von Allwörden was om 1.20 uur het eerste op de plaats van de ramp. De positie bleek toen 8 mijl nw. van het lichtschip Texel te zijn. De kustvaarder Banka kwam door dit verschil van zeven mijl een uur later op de rampplaats dan anders het geval zou zijn geweest. Shummantrackers van Valkenburg wezen de schepen later de weg. De Gretchen von Allwörden zag veel wrakstukken drijven. Deuren, oliedrums, ketels uit het kombuis en de omgeslagen reddingboten. 9.25 uur meldde het schip, dat het twee mensen, in een rubberdinghy tussen vele doden zag drijven. 9.30 uur zei kapitein Von Allwörden, dat deze twee mannen ook dood waren. De Banka nam vier doden aan boord, de Prins Hendrik dertien. De Gretchen zocht tot twee uur naar overlevenden en wendde toen de koers naar Vlissingen. Dat schip was op weg met hout van Christinastadt in Noorwegen naar Brussel. Dé zware slagzij dwong de kapitein in IJmuiden binnen te lopen.
Het Vrije Volk 17-12-1962: Doden van Nautilus in Den Helder aan land. Berging slachtoffers was bijzonder zwaar. (Van een onzer verslaggevers) De geus op het marineschip Woerden werd gisteravond half vijf gestreken, toen de Prins Hendrik vlak bij haar meerde in de haven van Den Helder. Op de voorplecht van de reddingboot lagen de stoffelijke overschotten van dertien opvarenden van de Nautilus. Een uur later meerde kapitein Harmen Snoodijk zijn dappere coaster Banka achter de Woerden! Nog eens vier slachtoffers van de scheepsramp werden aan land gebracht. Vlak voor de brug van: de Banka lag een- deel van de deklast hout chaotisch door elkaar. Kapitein Snoodijk had net als Pieter Both, de schipper van de Prins Hendrik, zijn schip voortdurend dwarszee moeten leggen om de doden van de Nautilus te bergen. Golfkoppen van zes, zeven meter hoog liepen op de Banka en de Prins Hendrik in. Vier uur lang zochten beide schepen de plaats van de ramp af. Vier uur lang namen zij van kou verstijfde lichamen aan boord. Het was tien uur toen ze op de noodlotsplaats aankwamen. Ik hoorde het om kwart voor zeven op de noodgolf, vertelde kapitein Snoodijk. (46 jaar, wonend in Weesp). Ik riep direct Radio Scheveningen op, die me als positie van de ramp 15 mijl ten noordwesten van het lichtschip Texel opgaf. Gretchen het eerst; Het Duitse kustvaardertje Gretchen was het eerst op de plaats van de ramp. Van dat schip kreeg kapitein Snoodijk de werkelijke positie: 8 mijl ten noordwesten van het lichtschip. Alle horloges van de mensen die wij geborgen hebben, vertelde schipper Both, stonden stil op tien minuten over zeven. Van een van de doden stond het horloge stil op tien voor acht," zei kapitein Snoodijk. Bij een andere liep het horloge nog. De twee anderen hadden geen horloges.' Ze hadden ze misschien wel, maar ze zullen geen tijd hebben gekregen ze om te doen. Veel van de slachtoffers die in Den Helder aan land werden gebracht, waren in nacht kleding. Lege olievaten waren het eerste waar schipper Both op stuitte, toen hij het rampgebied binnenvoer. Toen een rubbervlot. Er zat een man met zijn hand aan vastgebonden. Hij was dood, vertelde schipper Both. Daarna een sloep met de bodem naar boven. Nog een sloep, stukgeslagen. Dode lichamen; Plotseling zeven, acht lichamen bij elkaar. Allen droegen zwemvesten. Van het schip zelf was niets meer te zien dan beschadigde luiken, twee sloepen, kapotgescheurde rubbervlotten en een loopplank. Dank voor contact. Wat kapitein Snoodijk niet vertélt, is, dat hij met de sterke zender van de Banka het radioverkeer onderling en dat met de wal en het vliegtuig heeft geleid. Toen hij gisteravond in Den Helder lag, kwam de heer Van der Zweep van de Helderse Reddingscommissie speciaal bij hem aan boord om hem te bedanken voor en te complimenteren met de wijze, waarop hij dat had gedaan. Het ging automatisch, zei kapitein Snoodijk later. Maar dat het nu zo bijzonder was, wist ik niet. Dramatisch gesprek. Kapitein Von Allwörder voerde een dramatisch radiotelefonisch gesprek met de reder van Nautilus, Arnold Thyselius in Bremen. Toen hij vertelde van het rubbervlot, dat niet was opengegaan, zei de reder met gebroken stem: 'Dasz ist ja Toll. Oh Gott, Oh Gott..'
Matroos Leenhardt Prei, een stevige kerel, stapte 's avonds om zeven uur in IJmuiden in een ziekenauto. Hij kon geen woord tegen de vele omstanders uitbrengen.
Stuurman Urmoneit vertelde, dat de geredde uit Munde in Oost-Friesland kwam. Hij is niet getrouwd. De kapitein zei: Ik mag van mijn reder niets vertellen over deze ramp. Het drama had hem waarschijnlijk te hevig aangegrepen. In het Antoniusziekenhuis te IJmuiden werd de geredde onder de wol gestopt., Hij vroeg of hij zijn moeder mocht bellen en waar zijn kameraden waren... Moeilijke berging; De berging zelf is bijzonder zwaar geweest. Elke keer als de reddingboot; zwaar begon te stampen, dreigde hij de geborgen, slachtoffers weer te verliezen. Hij moest ze echter aanboord houden, 'want,' zei de heer tegen Pieter Both Van der Zweep, op zon hoge zee hoefde je niet denken aan overgeven. Als een Both dat zegt; moet het erg zijn geweest.
Algemeen Handelsblad 17-12-1962: Slechts één man overleefde schipbreuk bij Texel. Drieëntwintig Duitse zeelieden vonden dood in Noordzee. (Van een onzer verslaggevers) Den Helder/ IJmuiden. Drieëntwintig Duitse zeelui hebben gisteren, op Adventszondag, een afschuwelijke dood gevonden in de razende, ijskoude Noordzee. Dankzij een wonderbaarlijk sterk lichaam is één man, de 26-jarige matroos Lenhard Frei, gered. Vier uur lang is hij, nadat de 3218 ton metende Nautilus was gezonken, tussen tien meter hoge golven heen en weer gesmeten. Gisteravond stapte hij om half negen in IJmuiden aan wal, met een deken om zich heen. Enkele uren daarvoor waren zeventien van zijn makkers in een donker Den Helder aan wal gedragen: op draagbaren, onder dekzeilen. De zoekende schepen en vliegtuigen hadden toen nog zes lichamen in oranje zwemvesten op zee moeten laten. Om vijf uur gistermorgen meldde de Duitse Nautilus met gezagvoerder H.Schupke en met een lading steenkool op weg van Swansea in Engeland naar Delfzijl, dat er moeilijkheden waren. De windkracht was negen tot tien, maar het schip was nog in open zee ongeveer tien mijl ten noordwesten van het lichtschip Texel. Om kwart over zes volgde een Mayday: de voorste luiken van het veertig jaar oude schip waren ingeslagen, de zee stortte zich in de ruimen. Het drama moet zich in korte tijd hebben afgespeeld. Schipper Piet Bot van de Helderse reddingboot Prins Hendrik vertelde: „Wij voeren om half zeven uit en waren half tien tér plaatse. Al gauw zagen wij een stukgeslagen en twee intacte reddingssloepen drijven en een rubbervlot. Daaraan hing een dode man. Hij had zich aan de touwen van het vlot vastgebonden, wij moesten hem lossnijden. Geleid door een marinevliegtuig zagen wij daarna verschillende lijken in hun zwemvesten, zij dreven vrij dicht bij elkaar, ongeveer in een gebied van een mijl in het vierkant. De zee was nog ruw, zodat het niet gemakkelijk was de lichamen te bergen. Wij haalden ze met de pikhaak dichterbij en trokken ze dan aan boord. Toen was het nog niet afgelopen: de overslaande golven dreigden de lichamen weer overboord te spoelen. Wij moesten ze ten slotte vastsjorren. De arme drommels, ze moeten snel van kou zijn omgekomen. Alle horloges waren om tien over zeven blijven staan. De Prins Hendrik is tot twee uur blijven zoeken, geassisteerd door ongeveer acht andere schepen, waaronder de kustvaarder Banka de sleepboot Holland van rederij Doeksen. De Banka kon eveneens vier lichamen bergen. Veertien blanke kisten: Uitgeput en ijskoud kwamen de mannen van de Prins Hendrik gistermiddag onder een striemende regenbui Den Helder binnen. De natte vlag hing halfstok, het kleine voordek droeg een droeve last: veertien verstijfde lichamen. Er was ook een man met vier gouden banden op zijn jas, de kapitein van het gezonken schip. De zeelieden hadden kennelijk geen tijd gehad om zich dik en in oliegoed te kleden. Van enkelen was een hemd of broek in de vernietigende zee van het lichaam gerukt. Onder doodse stilte stapten mannen van de Helderse brandweer aan boord met brancards. Veertien keer moesten zij heen en weer naar een klein zinken afdak aan het schiereiland Harssen, het nieuwe marinecomplex. Daar stonden de blanke eigehouten kisten klaar. Ontdaan van hun zwemvesten werden de omgekomen zeelieden in de kisten geleed en naar de aula van de gemeentelijke begraafplaats gebracht. Daar zullen zij opgebaard blijven tot is beslist waar zij zullen worden begraven. De geredde Lenhard Frei was op dat moment al bijgekomen van zijn ontberingen. Om zeven uur voer hij aan boord van de kreupele „Gretchen von Allwörden" — een Duitse houtboot, onderweg van Christiansstad in Zweden naar Brussel — IJmuiden binnen. De Gretchen had bijgedraaid gelegen in de zware storm, maar niettemin was de deklading hout gaan verschuiven, zodat het schip een slagzij van ongeveer twintig graden had. Spoedig werd de drenkeling, geholpen door twee ziekenbroeders, in een GGD-wagen gebracht. Hij is voorlopig ter observatie opgenomen in het Antoniusziekenhuis te Haarlem. Hij scheen echter nog kerngezond te zijn, lachtte breed naar een matroos en riep: „Na Max, danke vielmals". Verhaal van de redding Kapitein Ernst August von Allwörden had van zijn rederij in Bremen opdracht gekregen te zwijgen over de redding maar matroos Erich Stufen een tengere knaap van 21 — vertelde hoe alles in zijn werk was gegaan: „Wij boksten niet ver van de Nautilus misschien drie mijl verder in de storm. Tegen zeven uur zijn wij gaan zoeken. Spoedig zag ik wrakhout, zoals tafels, vaten en een stuk van een reddingsloep. Om twintig over negen dreef er een sloep met twee mensen, maar wij konden er niet bij komen. Een paar uur later, omstreeks elf uur, zagen wij twee mannen bij elkaar drijven. Een ervan leefde nog. Wij voeren er omheen en gooiden lijnen uit. Hij greep het touw en toen hebben wij hem met z'n vieren vooraan op de deklast getrokken. Dat was een afschuwelijk angstig ogenblik. We dachten allemaal: God, als hij nu maar niet los laat. Wij schreeuwden hem toe „hou vast," en op een hoge golf kwam hij aan boord. Onze stuurman, Siegfried Urmoneit, had zich aan een lijn gebonden en kon, half buitenboord hangend, de man verder helpen. De andere matrozen Hans Sude, Hans Hoop en Dietrich Wendland — en ik hebben hem snel naar achteren gebracht. Wij hebben hem uitgekleed, warm gewreven, in bed gestopt en hem een cognac-groc te drinken gegeven. Hij vertelde dat de voorste luiken waren ingeslagen. Het schip was niet meer te redden en kapseisde. Iedereen is toen in de boten gegaan, maar die sloegen vol in de helse zee. Hij heeft het schip niet zien zinken, en wat er daarna is gebeurd weet hij ook niet meer. Later heeft hij wat gegeten en is hij gaan slapen. Mens, zo'n nacht en zo'n dag wil ik niet graag nog eens beleven.". Om half zeven gisteravond meldde het Duitse schip Proteus dat het zoeker naar overlevenden was gestaakt. Het schip vervolgde zijn reis.
De Telegraaf 17-12-192: IJmuiden, maandag: Één der luiken werd weggeslagen. Het ruim liep snel vol. We hadden onze zwemvesten al lang om en ónze schoenen uit, toen de stuurman brulde, dat. iedereen naar de boten moest. Eén ervan kapseisde. De andere sloeg tegen de wand van het schip. Ikzelf sprong met nog iemand van het achterschip.Dit is het relaas van de3 26-jarige matroos Lenhard Frei uit Bunde (Oost-Friesland). Hij is de enige overlevende van de 24 opvarenden van het 40 jaar oude Duitse s.s. „Nautilus” dat zondagochtend vroeg in een hel van water en wind voor de Nederlandse kust ten onder ging.Vier uur na de ramp werd de in zijn zwemvest ronddrijvende Frei gered door de stuurman van de Duitse kustvaarder „Gretchen von Allwörden", die met een lijn overboord sprong en de uitgeputte Frei en zichzelf daaraan liet ophalen. De Duitser bracht Frei in IJmuiden aan land. Pensioen; De in 1922 gebouwde „Nautilus"— eigendom van reder Arnold Thyselink in Bremen was met 4000 ton kolen ln haar ruimen onderweg van Swansea naar Delfzijl. Op de brug stond kapitein Heinrich Schupke (64 jaar) uit Bremen, die direct na deze reis zou worden gepensioneerde Zaterdag nog seinde hij zijn rederij: „Zondagmiddag zijn wij in Delfzijl. Hebben daar meer mensen nodig". Kapitein Schupke heeft Delfzijl niet gehaald. De vliegende storm met windkracht 10 en 11 maakte in minder dan een uur van de „Nautilus" een reddeloos schip. Zware zeeën liepen over het dek en omspoelden de ouderwets hoge opbouw.
Reacties op dit bericht: Adrian Snoodijk, Eindhoven (28-11-2007)
Bij toeval kwam de Nautilus tijdens een gesprek weer eens ter sprake. De ramp met de Nautilus heb ik persoonlijk meegemaakt als opvarende 18 jaar en (leerling-machinist) van de coaster Banka. Mijn vader was de kapitein en heeft gedurende de ramp het marifoonverkeer tussen vliegtuig, schepen en de reddingboot gecoordineerd . Van de omgeslagen sloep heb ik nog een (vage) foto kunnen maken die overigens (bewust) nooit is gepubliceerd. Ook heb ik diverse krantenknipsels (geplastificeerd) bewaard.
Mijn herinneringen aan de ramp zijn nooit verdwenen. Het waren de eerste doden die ik in mijn jonge leven had gezien. |