|
Raad voor de Scheepvaart. Toen het stoomschip LEONORA, gezagvoerder H.A. Prins, rederij Jos. de Poorter te Rotterdam, in de nacht van 13 december (1912) de Nieuwe Waterweg verliet met bestemming naar St. Nazaire, kwam dit in aanraking met een gasboei. Deze aanvaring werd gisteren voor de Raad behandeld. Het onderzoek liep over de vraag of het ongeval te wijten was aan de schuld van de eerste stuurman J.B. Geyl. De loods had het schip reeds verlaten. Even nadat men door de pieren heen was, kwam de heer Geyl, volgens diens verklaring, op de brug, om de kapitein te spreken over een brand, die onder de ketel had plaats gehad. Op de brug waren de kapitein, de uitkijk en de roerganger. Het was pikdonker op de brug. Vermoedelijk is de kapitein na het gesprek naar beneden gegaan, maar gemerkt heeft hij het niet. Hoe dit zij, hij had de dienst op de brug nog niet overgenomen, en de kapitein heeft hem ook niets gezegd. Bovendien had de kapitein hem ook de wacht niet mogen toevertrouwen, want hij had 36 uren achtereen gestaan. Terwijl de kapitein weg was, zag hij de gasboei en bemerkte, dat het schip naar de boei opdwong. Hij gaf toen bevel hard bakboord uit op te draaien, maar de boei kon niet meer ontweken worden. Volgens de stuurman was de roerganger een slechte roerganger. Er werd door één van de leden van de Raad op gewezen, dat het beter ware geweest wanneer de stuurman stuurboord gegeven had. De kapitein, de heer H.A. Prins, verklaarde, dat de stuurman die bewuste nacht geen dienst heeft gehad; bij het laden van de steenkolen behoefde geen stuurman tegenwoordig te zijn. De kapitein zegt, dat hij na het vertrek van de loods het schip buiten gebracht heeft. Toen de stuurman op de brug kwam, heeft deze aan de kapitein nog gevraagd welke de twee vuren waren, die gezien werden. Getuige antwoordde: Het een is van een medeligger, het andere van de gasboei. Toen getuige de brug verliet, zei hij tot de stuurman: „Denk er om, ik ga de koersen afzetten; zoals het schip nu gaat, is het goed". Wanneer de richting was gevolgd die het schip had, zou men de boei aan stuurboord gepasseerd zijn. Getuige's vaste overtuiging is, dat de stuurman wist en begreep, dat hij de wacht had. De stuurman had zelfs last gegeven, dat de uitkijk op de brug zou komen. Wat de oorzaak van de aanvaring is geweest, slecht sturen of het verwisselen van roerganger, wat op het ogenblik van de aanvaring geschiedde, weet getuige niet. Eén van de leden van de Raad maakte de opmerking, dat het beter was geweest als de kapitein niet vóór het passeren van de gasboei van de brug was gegaan. De kapitein beweerde, dat de roerganger een bevaren man was, maar wel eens onoplettend was. Over zijn gewezen stuurman verklaarde de kapitein ontevreden te zijn; z.i. was de stuurman onoplettend. De uitspraak van de Raad volgt later.
|