|
Maassluis, 27 oktober. Kapt. Brongers, voerende het Nederlandse schip ZWALUW, alhier binnengekomen, rapporteert in de ochtend van de 21e oktober op 54°35’ NB 05°12’ OL (opm: in de Duitse Bocht) met een storm van het Z.Z.O. en de zee geweldig hoog, het kofschip MARGARETHA, kapt. Ohlen, van Geestemünde, ontdekt te hebben met de noodvlag in top en in een ontredderde toestand verkerende. Dadelijk wendden wij de ZWALUW naar de MARGARETHA, en vernamen van de kapitein, dat zijn schip in zinkende staat was; de verschrikkelijke hoge zee liet niet toe de boot uit te zetten en daar de bemanning van genoemd kofschip reeds afgemat was en elke vertraging de toestand verergerde, besloten wij van de ZWALUW een reddingboei te latend drijven, die na herhaalde pogingen door de bemanning van genoemd schip werd gevist, waaraan eerst een matroos werd bevestigd en aan boord der ZWALUW werd gehaald, vervolgens de stuurman en later de kapitein, welke alle drie bewusteloos aan boord van ons schip kwamen, doch door verwarming spoedig herstelden en wij onze reis weder vervolgden.
|