Inloggen
Gezagvoerder

Johannes(S)En/Johannissen, Jens

Naam: Johannes(S)En/Johannissen, Jens
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
JULIANA 0 Fregat Sailing Vessel 12190 Bekijk schip
WILLEM DE EERSTE 1817 Fregat Sailing Vessel 13131 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens

Jens Johannessen werd geboren ca. augustus 1768.

J.J.Johannessen was getrouwd met Maria van Leeuwen, geboren 30 april 1770 en oveleden in oktober 1839

Jens is overleden in 1825 bij een brand op de Surinamerivier.084.

 

Amsterdamsche Courant  09 juni 1825114

Advertentie. Diep met mijne kinderen ter neder geslagen, door het ontvangen bericht, wegens het deerniswaardig einde van mijn hartelijk beminde echtgenoot, Jens Johannesen, in de ouderdom van 56 jaren en 8 maanden, kapitein op het koopvaardij-fregat-schip WILLEM DEN EERSTEN, bij gelegenheid van de ramp, welke tussen den 11 en 12 april j.l. deze bodem, voor de stad Paramaribo, colonie Suriname, trof; geve ik hiervan kennis aan vrienden en bekenden, mij van hunne deelneming overtuigd houdende.

Bijaldien enige troost te midden onzer droefheid ingang bij ons konde vinden, zoude het voorzeker zijn de waarde, welke de reders van zijnen bodem steeds aan zijne hoedanigheden hebben gehecht, en de vererende nagedachtenis, welke zij de dierbare afgestorvene nog blijven toewijden.

Amsterdam, den 6 juni 1825                       Maria van Leeuwen, wed. Jens Johannesen

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.Johannessen wordt onder vlagnummer 71 vermeld in het Inschrijfregister van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop". Toegevoegd is de mededeling "overleden"002.

In de Algemene Ledenvergadering van het college op 01 september 1824 werd Jens Johannesen, oud 55 jaar, wonende op de Gelderse Kade tussen de Storm- en Waterpoort, aangenomen als effectief lid op voordracht van R.Maalsteed. Zijn vlagnummer werd 71023.

 

De wed. J.Johannessen geboren Maria van Leeuwen, geboren 30 april 1770, woonplaats Amsterdam krijgt bij besluit van 21 juli 1825 een uitkering ingaande 01 augustus 1825. Maria oveleed in oktober 1839.118

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van het college op 20 juli 1825 wordt melding gemaakt van een verzoek van Maria van Leeuwen, weduwe van Jens Johannesen (één s), om een uitkering daar haar man "bij een noodlottige brand van het schip Willem de Eerste te Suriname was omgekomen". “De stukken in orde bevondennzijnde, heeft het Bestuur, overwegende dat Kaptn Jens Johannesen aan het Fonds behoorlijk heeft gestort, besloten dat zijne Weduwe allesinds gerechtend is tot hare gedane aanvrage, en mitsdien als vallende in de Eerste Klasse zal genieten Twee en dertig Guldens in de maand echter met korting van twee maanden gedurende 5 Jaren aangezien Kapitein Jens Johannesen, slechts in het Eerste Jaar van zijn lidmaatschap was en dat deze trekking zal ingaan met 1e Aug. aanstaande” 042.

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 20 juli 1825 staat de vraag “of ook niet de Wede van Kapit Jens Johannesen van de overgezonden gelden uit Suriname zou moeten genieten. Waartegen sommige leden inbragten, dat het geld alleen was overgezonden voor de Scheepelingen welke bij het verbrande der Scheepen de Willem de Eerste & de Bethsij geleden hadden, doch dat de Wede van Jens Johannessen hiertoe niet behoorden, …” ( er is kennelijk geld ingezameld voor de bemanningen van de verbrande schepen “Willem den Eersten” en “Betsy” in Suriname). Er wordt middels een kleine commissie nader onderzoek gedaan met o.a. inzage in de monsterrol van Willem de Eerste.

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 28 juli 1825 wordt gemeld dat deze monsterrol is ontvangen Tevens wordt het besluit omtrent de bestemming van de gelden uit Suriname weer uitgesteld maar wel dat “gebleken was dat de Wede van Kapit. Jens Johannessen niet kan gerekend worden onder de zoodanigen ter wier behoeve die gelden waren overgezonden ..    “ 

In de notulen van de Bestuursvergadering van 17 augustus 1825 staat dat een commissie de uitbetaling aan schepelingen van de “Willem de Eerste” en de “Betsy” af zal handelen.042

In de Bestuursvergadering dd 28 november 1839 staat een verzoek door Jens Johannesen om de ondersteuning, die zijn moeder kreeg tot het eind van de maand te mogen ontvangen om daarmee haar begrafenis te betalen.042

In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 28 oktober 1847 staat de mededeling dat een gratificatie van f 10,- uit de bussen is toegekend aan de weduwe Johanneesen. 042.

 

In de Algemene Ledenvergadering van het college op 14 december 1824 werd een "missive" gemeld van "Jens Johannessen van deszelfs schip genaamd Willem den Eersten in het Nieuwediep den 24ste November 1824 ...". De notulen van 07 juni 1825 bevat de vermelding van het voorstel van de heer Kooy om een condeleancebezoek te brengen aan "de weduwe van kapitein Jens Johannesen, welke haren gezegde man bij het verbranden van deszelfs schip genaamd Willem den Eersten, het droevig lotgeval heeft ondergaan te Suriname op ene smertelijke wijze het leven te verliezen". De notulen van 12 juli 1825 vermelden het verbranden op de rede van Paramaribo op 12 april 1825 van zowel de "Willem de Eerste" als de "Betsy"023 (De kapitein van de “Betsy” is volgens van Sluijs013 kapitein N.MacDougal uit Rotterdam - zie aldaar).

In de notulen dd. 14 april 1840 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop staat de mededeling van “wed. B.Johannesen” dat zij is hertrouwd en een uitkering vraagt voor haar zoon.023 (vanwege B. Johannesen is het de vraag of het om dezelfde kapitein gaat).

In de notulen van de Algemene Vergaderingen van Zeemanshoop dd 01 oktober 1850 en 08 juli 1851 staan de mededelingen dat aan de Weduwe J.Johannessen een gratificatie van f 10,- is toegekend. Wederom f 10,- in de vergadering van 11 november 1851. In de vergadering van 16 maart 1852 is weer sprake van een aanvrage, maar deze is van de hand gewezen “als te spoedig terugkomende”. In de notulen van 06 juli 1852 weer een gratificatie van f 10,- Ook in latere notulen is sprake van een gratificatie, maar die heb ik niet meer genoteerd. 023.

In de voorgaande meldingen uit de Bestuurs- en Algemene Vergaderingen staan tegenstrijdige opmerkingen, waaruit is te concluderen dat het om verschillende personen met de naam JOHANNESEN gaat.Zo is sprake van overlijden van de weduwe in 1839 en uitkeringen nà die datum. Nadere genealogisch onderzoek moet hierover klaarheid verschaffen.

 

De schepen van de kapitein

Vermelding in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001:

vlagnummer               jaren               type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

         71                        1825                in de lijsten van de AAKZ is achter dit nummer geen naam, etc ingevuld.

 

Bouma025 vermeldt J.Johannesen als gezagvoerder gedurende:

*       1825 van de schoenerbrik “Willem den Eersten”, gebouwd in 1816 te Amsterdam, 525 ton o.m., varend voor de wed. Vereul & Zn te Amsterdam. Het schip is in Suriname uitgebrand waarbij de kapitein is omgekomen.

 

Het Archief van de Amsterdamse Waterschout 11a vermeldt monsterrollen op naam van kapitein jwns Johanissen op de:

“Louisa Henrietta”, dd 15 november 1802;

“Christiaan de Zevende”, dd 17 oktober 1806 (Deense vlag) en 14 mei 1807 (D);

“Gerarda Jacoba Louisa”, dd 14 november 1814;

“Jonge Piter Jacob”, dd 14 november 1815; 05 november 1816 en 17 november 1817;

“Pouwlina”, dd 25 oktober 1819; 01 september 1820 en 03 september 1821;

“Willem den Eersten”, dd 02 november 1821; 27 september 1822; 29 september 1823 en 22 oktober 1824.

Op 29 juli 1822 had het fregat “Willem den Eersten “ als bestemming Suriname met boekhouder Verheul & Zn te Amsterdam

 

Amsterdamsche Courant 07 juni 1825. Apart artikel onder de rubriek WEST-INDIE:

“PARAMARIBO, den 12den April.  Eenige minuten na middernacht tusschen den 11den en 12den dezer maand werd aan boord van het Nederlandsch koopvaardijschip Willem den Eersten, Kapt. Jens Johannissen, ontdekt dat er brand onder in dien bodem was; er werd om hulp van boord der naast omliggende schepen geroepen; de Kapt. J.Hulsen zond dadelijk manschappen, en bij de opening der luiken, sloeg de vlam uit; de rook was zoo zwaar dat men, in den buitendien donkeren nacht, niets verrigten kon; bespeurende dat de felle brand niet meer te blusschen was, riep Kapt. Jens Johannissen zijne schepelingen toe, van zichzelve en hetgeen zij nog mogten uithalen te redden; en ging toen ook zelf nog eens in de kajuit, waarschijnlijk om zijne papieren an andere stukken van aangelegenheid te trachten met zich te nemen; hij werd gevolgd van een der schepelingen, die echter door den opstijgende damp genoodzaakt was dadelijk te rug te keeren, terwijl kapt., alhoewel dringend te rug geroepen, nog eenige korte oogenblikken langer beneden blijvende, zulks het droevig gevolg had, dat de brand een aan boord zich bevonden hebbend vaatje buskruid genakende de losbarsting hiervan het schip in lichte laaije vlam zette, en tevens het leven van den kapt. moet hebben verkort, vermits sedert dat oogenblik hij niet weder tevoorschijn is gekomen. Deze brand was zoo fel dat de naast aan in de laag liggende schepen, wilden zij behouden blijven, geen tijd hadden om de ankers te ligten, maar genoodzaakt waren de touwen achter en voor te kappen.

Dit had dan ook een gunstig gevolg voor de schepen, de Zorgvuldigheid, Kapt. J.Hulsen; de Henriette, Kapt. J.E.Schneebeeke en de Henriette, Kapt. J.C. Willemse, wiens boegspriet en kluiverpen reeds aan het branden was, andere schepen zoo als de Maria, Kapt. E.D.Dekker; de Jonge Willem, kapt.G.van Meedevoort ; de vier Gezusters, Kapt. Jan van Dijl vlooden van het gevaar door uit de laag en op stroom te verhalen; het schip Maria Agnita, Kapt. P.Rijnbende in de binnen laag liggende en zich los gemaakt hebbende, geraakte, door het laatste van den vloed, vast op den wal, het schip Betsy, Kapt.M.Mac Dougal van Rotterdam in de laag voor de Willem den Eersten, voor twee kettingen achter en voor vastliggende, liet de achter ketting slippen, maar voor hij zulks met de voor ketting konde doen, had de brand van de Willem den Eersten, (wiens achter touw afgebrand zijnde en deze bodem dus met het laatste van den vloed op deszelfs voor touw rondzwaaijende, met de achter steven naar den wal, tegen de Betsij langszij aankomende,) ook dezen aangetats en overmeesterd, zoodanig dat de afbranding van dezen bodem niet kon gestuit worden. De Willem den Eersten brandde af en zonk, de eb zette zich nu ten half drie ure in.

Om voor te komen dat de brand van de Betsij tot de huize overvloog, en dat, wanneer deszelfs braspil verbrand en dus de bodem zelf van de voorketting los rakende met de eb naar de beneden in de laag liggende schepen zoude afdrijven, ook aan dezen geen letsel toebragt, werden twee trossen om het roer en aan de wal vastgemaakt tevens gaten in het schip geboord, de midden en bezaan masten gekapt en om ver gehaald, en de brandspuit in een groote pont ingescheept daarop spelende gehouden, tot vijf ure des morgens, toen een zware regenbui een einde maakte aan den rampvollen brand en eene minder slegte uitkomst gaf, dan men bedugt was.

De ijver door den Oversten P.Muller en de andere Heeren Officieren van ’s Rijks Brik van oorlog Merkuur betoond, heeft grootelijks bijgedragen tot de spoedige stuiting van dezen dreigenden brand; - waarbij tegenwoordig zijn geweest Zijne Exellentie de Generaal Majoor en Gouverneur, de leden der regering enmeer andere Burgerlijke en Militaire autoriteiten.

De toestand de ekwipage der beide afgebrande schepen is deerniswaardig, hebbende dezelve alles verloren.

Na de vermelding dezer bedroevende gebeurtenis, mogen wij niet nalaten de verdiende hulde aan de nagedachtenis van den ongelukkigen Kapitein Jens Johannissen, die slechts alleen daarvan het slagtoffer is geworden, toe te wijden. - Zijne bestendige zorg voor zijnen kostbaren bodem; de eerste na zoo vele jaren stilstands in onze Nationale scheepsbouw, alhier, in den jare 1816 gerimmerd (getimmerd?) en ten regten daarvan de sieraad. - Zijn gestadig verblijf aan boord - De goede orde en discipline welke daar steeds heerschte - Dit alles heeft het onheil niet mogen voorkomen. Maar nimmer zal voorzeker het geheugen van zoo vele goede hoedanigheden worden uitgewischt bij de Reeders van zijnen bodem, bij welke zij hem ten regten geacht hadden gemaakt, - bij de Planters, welke denzelven mede hadden leren waarderen, - bij zijne equipagie, welke hem vereerde en beminde. Terwijl eindelijk eene gade en kinderen, in hem den besten verzorger hebben te betreuren.”

 

Overige bijzonderheden

Op 23 oktober 1824 werd Michael de Winter vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam als ligtmatroos geplaatst op het schip “Willem de Eerste” onder kapitein J.Johanssen (sic) voor een reis naar Suriname. Hij keerde terug met de “Anna en Maria”onder kapitein Rinkes “zijnde het schip Willem de Eerste te Suriname verbrand” 004-532/1454.

 

In de “Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” staat een beschrijving van de brand op de Surinamerivier109:

Half april 1825. Beschrijving van een brand op de Surinamerivier van de “Willem den Eersten” onder kapitein Jens Johannissen:

      Abrahamsz dacht eerst dat kapitein Dekker “… zijne grootte bezorgdheid betuigde over het schip Zorgvuldigheid, (onder kapitein J.Hulsen) het welk noch niet buiten gevaar was, men was daar evenwel hard aan ’t werk en kort daarna zagen wij ook dit schip en noch vele andren op stroom halen, en toen was zijn Ed. ook gerust, eerst had ik gemeend dat zijne ongerustheid over hetzelve daarin zijn oorzaak had, dat dit schip voor de zelfde Rederij voer, en dus zuivere belangstelling in ’t lot van zijn Reeders, maar later zeide hij mij dat hij juist een dag te vooren eene grootte partij balen koffij in hetzelve geladen had en dat deze noch niet verzekerd waren.

      Vervolg gaat over de brand op de “Willem den Eersten” onder kapitein J.Johannissen.

      Toen wij nu gezien hadden dat de meeste schepen in veiligheid waren, konden wij niet anders doen dan de brand in ogenschouw nemen  het was een ontzettend gezicht, zoo’n schip in volle tuig te zien branden en van tijd tot tijd stukken van brandende raa’s en stengen van boven neer zien vallen, het grootste gedeelte van het scheepsvolk was reeds aan de wal, alleen de kapitein en de timmerman bevonden zich noch aan boord om te zien, noch iets uit de kajuit te redden, tot dat de laatste de kapitijn gewaarschuwd hebbende om mede het schip te verlaten, op het dek kwamen geen vaartuigen meer op zij ziende, over boord sprongen naar de wal zwom, Toen de manschappen en in eene barkas van de Marine gelukt was, het achtertouw dat in de poorten van de constabels kamer liep, en dus binnenboord niet te bereiken was af te kappen, dreef het schip met de vloed vooruit tegen een ander schip aan, dat niet uit de weg gehaald was en misschien niet gedacht had, daar gevaar te lopen en deelden zijn vuur aan deze de Betzij genaamd (kapitein N.MacDougal uit Rotterdam) mede waardoor beide schepen tot op het water afbrandde en de rompen vervolgens zonken, en drie brandende masten van de Willem de Eersten bleven boven water uitsteken, welke toen door ons volk afgekapt werden. Deze wrakken hebben noch vele jaren daarna voor de schepen in de weg gelegen vooral de Willem de eerste, die met steenen kalk en cement beladen was. De Kapitein van dit schip was de eenige, die waarschijnlijk bij die brand omgekomen is, men heeft den volgende dag een gedeelte van zijn ligchaam zonder hoofd of benen in de rivier drijvende gevonden. Het volk van deze schepen werd op de overige schepen verdeeld en zoo kregen wij er ook eene van de Betzij aan boord om mede naar huis te varen, voorts werd er eene inzameling van geld voor hun gedaan om in het verlies aan klederen dat zij geleden hadden te voorzien. … “.

 

Rotterdamsche Courant 22 februari 1817114

Amsterdam, 20 februari. Den 5 februari is op de hoogte van Plymouth in goede staat gepraaid het schip de JONGE PIETER JACOB, kapt. Jens Johannesen, van Amsterdam naar Berbice (opm: rivier in Guyana, Zuid-Amerika).

 

Rotterdamsche Courant 19 februari 1818114

Amsterdam, 17 februari. Den 4 februari is van Portsmouth vertrokken het schip de JONGE PIETER JACOB, kaptein J. Johannesen, van Amsterdam naar de Berbice; die zelfde dag van Cowes het schip SANDRINA CORNELIA, kaptein B.J. Booysen, van Rotterdam naar Surinamen.

 

Rotterdamsche Courant 01 februari 1821114

Amsterdam, 30 januari. Te Surinamen zijn gearriveerd J. Johannesen, M. Meijer en P.C. Staghouwer van Amsterdam, de laatste in 31 dagen; te Berbice S. Kraaij van Amsterdam; te Smirna (opm: Izmir) J.H. Backer van Amsterdam, laatst van Genua en Livorno; te Marseille J. Paulsen, te Kadix (opm: Cadiz) J.C. Jansen, en te Lissabon W. Leeuwrik van Amsterdam; dezelve meldt in dato 6 januari dat hij op zijne reis met vele en zware stormen heeft moeten worstelen; doch was het schip en zo dacht hij ook de lading in goede staat; op de rivier van Nantes A.R. de Groot van Rotterdam.

 

Rotterdamsche Courant 16 juni 1821114

Amsterdam, 14 juni. Kapt. A. Hansen, voerende het schip AMICITIA, den 12 juni in Texel binnen van Surinamen, is den 12 april van daar vertrokken; dezelve berigt, dat voor hem gezeild is het schip (opm: pink) SIMONETTA MARIA, kapt. G.H. Ahlers; dat het fregat PAULINA, kapt. J. Johannessen, den 15 dito zou vertrekken, en gevolg worden door de schepen CONCORDIA, kapt. W. Groen, en MARIA, kapt. E.D. Dekker, allen naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 21 maart 1822114

Amsterdam, 19 maart. Het schip de SNELHEID, kapt. J.H. Poolman, zou in het begin van maart van Surinamen naar Amsterdam vertrekken, zo als denkelijk medio april ook de schepen WILLEM DEN EERSTEN, kapt. J. Johannesen, met suiker, en NICOLETTE JEANNE, kapt. M. Koos, met koffij, beiden mede naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 02 mei 1822114

Amsterdam, 30 april. Van Surinamen zouden vertrekken de volgende schepen, als den 15 maart de VEREENIGING, kapt. W. de Boer; in het laatst dier maand de AMSTEL, kapt. M. Charlau; den 31 dito de VRIENDSCHAP, J. Visser, en den 21 april WILLEM DEN EERSTEN (opm: fregat WILLEM DE EERSTE), kapt. J. Johannesen, alle vier naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 03 december 1822114

Rotterdam, 2 december. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijst van den 29 november:

….Te Dartmouth is den 25 binnengelopen het schip WILLEM DE EERSTE, Johannesen (opm: fregat, kapt. Jens Johannesen; zie ook RC 101222), van Amsterdam naar Surinamen.

 

Rotterdamsche Courant 10 december 1822114

Rotterdam, 9 december. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijsten van den 3 en 6 december:….

….Den 30 november is het schip WILLEM DE EERSTE, Johannesen (opm: fregat, kapt. J. Johannessen), van Amsterdam naar Surinamen, in de haven van Dartmouth in de slijk gezakt en heeft een gedeelte van de loze kiel verloren; hetzelve moest geëxamineerd worden, voor het de reis konde vervolgen …..