Inloggen
Gezagvoerder

Raad, Herman Jan

Naam: Raad, Herman Jan
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
GUIANA 1866 Bark Sailing Vessel 2607 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Herman Jan Raad werd geboren te Groningen op 19 november 1838 als zoon van Oomke Jans Raad en Harmanna Harmannus Spelde.

Hij trouwde op 17 oktober 1866 te Amsterdam als zeeman met Anna Stuart, geboren te Amsterdam op 07 juni 1840 op de Palmgracht als dochter van Christiaan Stuart, kleermaker, en Willemina Agnete Wildeman. Zij overleed op de Brediusweg 6 te Bussum op 17 februari 1914 om 08.00 uur in de namiddag als weduwe van Harmanus Jan Raad.

Herman Jan overleed te Amsterdam op 01 november 1910. In de overlijdensakte is als zijn beroep opgegeven: “nachtportier”.

 

In de Bevolkingsregisters van Amsterdam staan de volgende meldingen:

BR.1874/75 onder 511/94 in de Vinkenstraat Buurtweg 5, Buurt UU

Herman Jan, hoofd van het gezin, geboren 19 november 1838 te Groningen, Nederlands Hervormd, ingeschreven op 17 oktober 1866, van beroep zeeman, getrouwd op 17 oktober 1866 te Amsterdam

Anna Stuart, echtgenote, geboren 07 juni 1840 te Amsterdam, Nederlands Hervormd.

Als kinderen Harmanna, Leucina, Willemina Agneta en Hendrica. (geen geboortedata genoteerd)

Het gezin vertrok in september 1879. Zie deel 55 f (?)

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

H.J.Raad was met vlagnummer 32 in de periode 1876 t/m 1886 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

H.J.Raad was gezagvoerder gedurende:

*         1877 t/m 1880 van de schoenerbrik “Zeemanshoop”, op 24 maart 1863 op de werf “Koning William” van A. de Hoog & Co te Amsterdam van stapel gelopen, 193 ton, varend voor J.W.Holzmann te Amsterdam.

“17 mei 1880 te Petit Trou (St.Domingo) gestrand en wrak.”. Rubriek uit de vaart geraakte schepen in Sweys:

           “S.Thomas (per tel). 20 april 1880. Het Nederlandsche schip “ZEEMANSHOOP”, kapitein Raad, is te Petit Frou gestrand en zal vermoedelijk totaal weg zijn.” (Hoedemaker);

*         1888 van de bark “Guyana” ex Zanzibar, gebouwd in 1866 bij E.Dreyer te Reiherstieg, 352 ton, varend voor P.H.Craandijk & Zn te Amsterdam;

*         1891 van de schoenerbrik “Rust & Werk”, ex Hendrik Jan, ex M.Stewart, gebouwd in 1871 bij J.M.Stewart op Pr. Edw.Island, 216 ton, varend voor van Tubbergen & Daam te Amsterdam. Het schip is op 29 december 1891 gestrand bij Zandvoort en als wrak verkocht (Bouma).

                  De ramp werd behandeld door de Raad van Tucht voor de Koopvaardij op verzoek van de assuradeuren en kapitein Raad werd schulding bevonden aan de stranding. Hem werd zijn bevoegdheid om als schipper op een Nederlands koopvaardijschip te varen voor een periode van 3 maanden afgenomen. (zie tijdschrift “De Zee” Jg 1892, p.209-214).

 

Overige bijzonderheden

De ramp met de “Rust en Werk”werd behandeld door de Raad van Tucht voor de Koopvaardij op verzoek van de assuradeuren. Het schip verliet op 27 oktober 1891 de rede van Paramaribo met een lading cederhout en cocosnoten met bestemming Amsterdam. Het schip verkeerde in goede, zeewaardige staat. Op 27 december werd Dungeness bereikt waar geprobeerd werd een loods naar IJmuiden te charteren, hetgeen niet lukte. De reis werd voortgezet en gekoerst naar IJmuiden. Ondanks frekwent loden stootte het schip op de hoogte van Zandvoort. Het lukte niet om los te komen, mede vanwege zwaar weer. Een deel van de equipage werd door een reddingboot van boord gehaald en drie man, met daarbij de kapitein, bleven aan boord om te trachten met behulp van een sleepboot het schip te redden. Toe dit niet lukte en het schip vol water kwam te staan werden ook zij van boord gehaald.

De Raad oordeelde dat de kapitein te veel risico had genomen zonder loods te varen en ook bij het frekwent loden waren fouten gemaakt. Het eindoordeel was dat hij door zijn schuld de stranding had veroorzaakt en veroordeelde hem tot intrekking van de bevoegdheid om gedurende drie maanden het gezagvoerderschap van een Nederlands koopvaardijschip uit te oefenen. Tevens moest hij de kosten van de behandeling, groot f 27,15, betalen.

(Ontleend aan het tijdschrift “De Zee”, Jg 1892, pp.209-214).